Maar gelijk met hem heb ik straks, een paar pas
sen van zijn nest af, een tureluur zien opvliegen,
zonder twijfel óók van zijn nest. Daar gaat nu de
camera bij. Na tien minuten al staat roodbeen
hijgend en hikkend op zijn vier glanzend-bruin
gevlekte eitjes te kijken. Als hij heel even stil
staat, klap, gekiekt, 't Is geen toeval,
dat de tureluur, fijn getekend, grauw vogeltje op
hoge, knalrode pootjes, zo dicht bij de kievit resi
deert. 't Is regel: bij een kievit ligt een daakje.
Symbiose? Samenleving? Niet in de zin van het
woord. De kievit neemt mogelijk absoluut geen
notitie van de tureluur. Deze laatste slaat zijn
bivak op onder de rook van 's kievits schoorsteen
om door de nabijheid van deze wildeman be
schermd te zijn tegen de aanslagen van kraaien,
meeuwen e.d. Ziet ge, daarop speculeert de kleine
tureluur bij zijn woningkeuze.
Intussen heb ik wel vlug succes met mijn onder
grondse schuilplaats. Toch word ik al gauw ge
waar, vooral bij de kievit, dat de vogel langer
wegblijft, als hij niet iemand van het nest ziet
weggaan, als de fotograaf goed en wel in zijn
spelonk zit. Hij vertrouwt kennelijk de zaak toch
niet helemaal. Daar moet ik nog wat op verzinnen.
En ik vind er ook wat op. Met behulp van de
elektromagneet van een ouwe elektrische schel
knutsel ik een sluiter op de camera, die werkt
door „een druk op de knop". Ik kan het elek
trische snoer zo lang nemen als ik wil en dus van
zo ver ik wil fotograferen, 'k Zie al dadelijk, dat
ik ook elke toevallige ruimte als schuilhut kan
benutten, b.v. een dichte braamstruik, een vlierbos
e.d. In die gevallen heb ik zelfs geen kuil te gra
ven.
De eerste proefneming met mijn zelfgemaakte slui
ter slaagt al dadelijk. Dus maar weer naar 't duin,
zaterdag op zaterdag.
Een praatje maken op het slot en wat pret hebben
om weer nieuwe fantastische verhalen gaan er on
vermijdelijk aan vooraf. Ook moeder mengt zich
een keer in het discours, maar allerminst in het
komische genre, integendeel, meer met een zweem
van ergernis aan mijn adres. „Ik begriepe niet",
zegt ze in haar dialect, „dat je j'n eige zo druk
maekt om die „peuke" die peuke zijn dan die
mooie vogels „je zul nog wel 's een laege rim-
metiek kriege van dat zitten, uren an 'n stik, in die
vochtige groond! Wat ik je zégge." „Dat waag ik
erop" is mijn bescheid. Dan stap ik maar weer
op. Naar Zeepe, onderweg toch lichtelijk peinzend
over die rimmetiek! Die zit wel een beetje in de
familie, ziet ge. Mijn grootvader, die ik mee
maakte van zijn 68ste tot zijn 94ste jaar, heb ik
nooit anders gekend dan „stief" van de rimmetiek.
„M'n knietjes wille niet meer buge, m'n kind", zegt
hij zo dikwijls. Dan lachen we, niet zo zachtjes.
Stel je voor: een man van over de tweehonderd
pond praat van zijn „knietjes" verkleinwoord
maar hij lacht zelf hartelijk mee.
Ondertussen ben ik half in de tachtig geworden
en de „rimmetiek" heeft zich nog niet gemeld.
Nieuwe stunt! De pooldraadjes van de sluiter op
het nest gelegd, even boven de eieren. Komt de
vogel op het nest, dan drukt hij met zijn lichaam
of met zijn poten de draadjes op elkaar,
maakt dus contact klap! opname. Hij
heeft zichzelf gefotografeerd. Zo komt, als men
wil, foto op foto, als „aan de lopende band".
De grote vogels zetten zich zó behoedzaam op
het nest, dat we de sluiter op z'n snelst ge
steld geen „bewegende" vogels op de plaat
krijgen. Er is een ander risico! De vogels kunnen
in de meest averechtse standen of houdingen ge
fotografeerd worden, o.a. met de staart naar de
lens gekeerd. Waardeloos natuurlijk! Niet te voor
komen. De fotograaf immers heeft aan de opname
geen deel, is gaan wandelen, uitgeschakeld. Hij
kan wel de vogel zich meermalen laten kieken.
Dan is er altijd wel wat goeds bij, heb ik al er
varen. Ofschoon deze automatische wijze van fo
tograferen me niet zo sportief voorkomt, ga ik er
mee door, omdat ze uit een oogpunt van techniek
weer een andere, een nieuwe sport mag heten. En
de resultaten zijn goed.
Nog weer een risico! Daar staat dus de camera
zonder bewaking. De fotograaf is gaan wandelen.
Er lopen al eens kalveren in het duin. 'k Heb een
foto van een kalverpoot in een meeuwenest en
Groene specht
Waterhoentje op nest
52