In 1601 verscheen voor heï eerst op de Zeeuwse munt de spreuk: ,,Luctor et emergo". In deze jaren varen Zeeuwse schepen uit naar oost en west; Middelburg maakt een bloei periode door, die voor een deel te danken is aan de Vlaamse en Brabantse immigranten. Nog geen twintig jaar tevoren stond Zeeland voor een dieptepunt, waaruit ontsnapping nauwelijks mogelijk leek. De prins, door de hand van een moordenaar gevallen, Antwerpen door Parma overmeesterd, de financiën in hopeloze toestand. Toen verschenen de roze- nobels en de snaphaanschellingen met het randschrift: Domine, serva nos perimus Here, red ons, wij vergaan. Maar in 1591 kan men op de rijksdaalders een opgewekter spreuk laten verschijnen: Vigilate Deo confidentes Waakt, gij, die op God vertrouwt. En in die laatste tien jaren van de 16e eeuw worden voor de Staten van Zeeland de beroemde tapijten vervaardigd, die de overwinning op de vijanden in herinnering houden. Op het schoorsteenstuk staan o.a. de regels: Luctor et emergo durarum ex gurgite rerum ik worstel en ontzwem de draaikolk van moeilijkheden. 98

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 50