Historisch
getij
AAROM zou het verhaal over het Zeeland van 1965-1975 niet beginnen met
iets over zijn historie die zo rijk is en een van de pijlers van de Nederlandse
natie! De geschiedenis voegt een dimensie toe aan ons bestaan van vandaag
en morgen. Aan de andere kant beseffen wij dat de historie geen enkele bewijskracht
toekomt ten aanzien van wat komen gaat.
Het huidige Zeeland is altijd een „economisch landschap" geweest dat zich onder
scheidde van en tegelijk complementair was aan een groter geheel. In de Romeinse tijd
steken de Engelandvaarders, zo lang mogelijk de kust volgend, bij Domburg over. En
Aardenburg is een strategische plaats voor de Romeinen. De Noormannen hebben alle
reden gehad hun aanvallen mede op de delta te richten. In de dertiende eeuw vindt de
handel in de hydrografisch gunstige situatie van de delta een kruispunt waar goederen
stromen tussen de Oostzeelanden en Brugge en het Rijnland en Brugge en tussen Enge
land en Antwerpen passeren. Bekende centra zijn Brouwershaven, Zierikzee, Tholen, Rei-
merswaal, Goes, Veere, Middelburg, Vlissingen, Oostburg, Sluis, St. Anna ter Muiden,
Biervliet, Axel en Hulst. In de zestiende eeuw concentreert de handel zich vooral op Mid
delburg als voorhaven van Antwerpen. In 1585 worden beide steden dupe van de mili
taire sluiting van de Schelde. Amsterdam stuk Randstad avant la lettre wordt het
economisch zwaartepunt. Zeeland speelt dan in de komende eeuwen nog een eerste viool
in de Oost- en West Indische Compagnieën.
De negentiende eeuw brengt Zeeland naar het dieptepunt, omdat de industrialisatie van
ons land zich in de Hollanden voltrekt en deze het gewest doet leeglopen. Alleen de land
bouw pioniert dan al op het terrein van mechanisatie en rationalisatie, al is de ar
moede op het platteland schrikbarend. Als in 1869 de Zeeuwse spoorlijn wordt aan
gelegd is dit 25 jaar te laat, dank zij de tegenwerking van Rotterdamse pressiegroepen.
De vestigingen van de Koninklijke Maatschappij „De Schelde" in 1875, van de N.V. Vitrite
Fabriek in Middelburg in 1894 en van de grote industrieën tussen Terneuzen en Sas van
Gent cokesfabriek, glas- en superfosfaatfabriek, scheepswerf, stijfsel- en glucosefa-
briek en stikstoffabriekongeveer van 1910 tot 1930, leidden geen blijvend industriali
satieproces in. Pas omstreeks 1960, met de aanwijzing tot probleemgebied, begint voor
Zeeland de tweede ronde. Als vanouds wordt Zeeland weer geheel opgenomen in de
algemene economische kringloop, een thema dat de teneur van deze publikatie uitmaakt.
99