Torenvalk bij de jongen Zilvermeeuw op 't nest een van een ossekop met de neus vlak boven de vier eieren van de grutto. Deze foto's spreken een eigen taal: die kalveren zijn daar kennelijk tijdens mijn afwezigheid op bezoek geweest. Weer waar deloos als vogelfoto, maar toch wel grappig! Intussen, met het oog op mijn leeftijd kruip ik niet meer in vochtige holen, maar laat liever de vogels zichzelf fotograferen. Na kievit en tureluur komt als derde weidevogel de grutto, die ook al zijn eigen naam roept. De grutto! Mooie, grote vogel! Op afstand, dus op pervlakkig gezien, grauw-bruin met in de broedtijd warm-roestrode kop, hals en borst. In de vlucht komen de lichte onderzijde, witte stuit en staart, de laatste met brede, zwarte eindzoom, te zien. Overigens is aan deze ruiter alles lang: poten, hals, snavel. Karakteristieke weidevogels, vandaar zijn biotoop in het groene Zeepe. Zijn slordig nest, een lichte inzinking in de grasgrond, bevat tot vier peer- tot tolvormige groene of vaalgroene eieren met niet opvallende, donkere vlekken. De kievit, in zijn schijnaanvallen, stoot zich, hoog uit de lucht, in duizelingwekkende salto's en ca priolen op de gevleugelde belagers van eieren en jongen, de grutto komt van een eind ver met snel treinvaart rechtuit-rechtaan op U af, als zal hij U zó aan zijn lange snavel spietsen, maar passeert U rakelings. De wilde eend zit knusjes met haar twaalf dons jongen in de brede vaart. Nauwelijks komt Uw hoofd boven de walkant uit, of op slag slaat het vredige toneeltje om in de meest onstuimige ver warring. De kleinen plonsen onder water, de moe dervogel gaat als bezeten te keer, luid kwakend, de natte vlerken in het water slaand, dat het spet tert en spat naar alle kanten. Dan gaat ze er op eens in rechte lijn vandoor, midden door de vaart. Als u ze dan maar volgen wil, weg van de kleinen, want wat ze vertoont, is een truc. Heeft ze u ver genoeg meegetroond, dan kalmeert ze merkwaar dig vlug, gaat op de wieken en komt in een boog op het punt van uitgang weer, waar de kuikens van het smalle slibrandje achter het overhangende oevergras zich gauw bij haar voegen. Van het opgewonden standje van straks blijft niets over. Het waterhoentje vibreert zijn witte staarrveren als vlag voor de jongen, die van een afstand tus sen donker verweerde en geknakte rietstengels door de moedervogel kunnen volgen. De kleine fuut of dodaars wervelt in draaikolken om en onder zijn nestklont door om Uw aandacht af te leiden van de 5-7 hagelwitte eitjes. De watersnip, luchtvirtuoos, zet zijn staartveren uit en trompettert er lustig op los in zijn pijlsnelle glijvlucht schuin omlaag om zijn in 't gras broe dend wijfje te waarschuwen voor onraad. Enkele voorbeelden slechts van de verschillende instinctieve handelingen der vogels, waarin zich de zorg voor eieren of jongen manifesteert. De wilde eend, de slobeend en de kleinere talingen komen minder talrijk als broedvogel voor dan men in dit uitgestrekte terrein zou verwachten. Water hoentje en dodaars zijn verdwenen met het uit- en opdrogen van de zoetwaterpiassen. Een natte zo mer kan ze weer eens voor een seizoen terugbren gen. Van de watersnip wordt niet elk jaar een nest gevonden. De kievit, in de twintiger jaren hier zo talrijk, ontmoet men thans in Zeepe als enkeling. Men denkt, dat het ontbreken van water en de ruigere vegetatie daaraan schuld hebben. Mogelijk ook de zilvermeeuwen met hun overheersing en terreur in hun topjaren. Een tweetal niet alledaagse be levenissen in Zeepe tot besluit van dit gedeelte. Aan de stille duinrand, aan de voet van een lage, zandige wal staat een mooie, zilverstammige abeel, met zolang me heugt, twee spechtegaten, één op borsthoogte, het tweede een goede meter daar boven. In de onderste holte huist ten tijde van m'n verhaal een spreeuwegezin met jongen, aan uit vliegen toe, in het bovenste een broedsel groene spechten, die ook al om beurten hun kop buiten het vlieggat steken. Dus werk aan de winkel! De voormiddag gaat heen met het fotograferen een keer of vier van een der oude spechten met voer bij het vlieggat. In de namiddag komen de spreeuwen aan de beurt. Maar ik ga me eerst wat vertreden. Opdat de jonge spreeuwen tijdens mijn afwezigheid niet het nest uit zullen gaan, klem ik loodrecht in het vlieggat een stevig, dun stokje. Nu kunnen de schreeuwers er niet uit, ter wijl de oude vogels ze normaal kunnen voeren. Bij mijn terugkomst is vlug de camera gesteld en duik ik, de contactknop in de hand, in een dicht- bebladerde braamdoornstruik. Vlug heb ik een op name van een der oude spreeuwen. Een tweede 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 5