Bouw
nijverheid
*y
**P*J
ELKE VOORSPELLING van het verloop van het inwonertal van Zeeland is
een speculatie, wanneer er geen zekerheid is omtrent de toekomstige
woningproduktie. Industrialisatie zonder passende woningbouw is ondenk
baar. Woningbouw zou tenminste de industrialisatie nog kunnen bevor
deren. Woningbouw en industrialisatie tezamen maken de code uit die het ge
heime slot op de toekomst kan openen.
1740 woningen per jaar was de produktie van 1958 tot en met 1962. In 1963
kwam Zeeland niet verder dan 1360 huizen, in 1964 waren het er 2100 en in
1965 zullen het er naar schatting 2500 zijn. Deze lijn volgt globaal die van
het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen voor mannen in de industrie en sluit
ook aan bij de groei van het aantal inwoners.
In het hoofdstuk over het verloop van het inwonertal hebben wij de lijn door
getrokken naar het jaar 2000. Op grond van de gemiddelde woningbezetting
kunnen wij hieruit de benodigde woningbouwcapaciteit berekenen en daaraan
de vraag koppelen of deze te verwezenlijken zal zijn. Wanneer dat zo is, is
een nieuw „bewijs" geleverd voor de stellingen die wij hebben betrokken.
De aard van de prognose die veel meer een werkhypothese is maakt een snelle
aanpassing naar boven of beneden ook hier mogelijk.
800.000 inwoners in 2000 vragen 250.000 woningen, dat is 163.000 meer dan er
nu zijn. Met de 25.000 te vervangen woningen komen wij op een bouw van
188.000 woningen in 35 jaar, dat is 5300 per jaar. Dit betekent, bij een toe
nemende groei, dat de woningbouwproduktie in 1965 2500 eenheden bedraagt
en in 2000 6500. Voor 1970 komen wij op 3500 woningen, voor 1975 op 4500 a
5000 woningen. Hierbij is in de aanloopperiode extra ruimte genomen voor
vervanging. Daar reeds in 1965 het grootste deel van de bouwstroom met ar
beidsbesparende methoden wordt uitgevoerd zal het aantal nodige arbeiders
zich navenant moeten ontwikkelen. Op basis van de verdeling van het aantal
bouwvakarbeiders van 4700 in 1965 half woningbouw, half utiliteitsbouw
zijn in 1975 twee maal 4200 en in 2000 twee maal 6000 bouwvakkers nodig. Dit
betekent een toeneming met 3700 tot 1975 en met 7300 tot 2000.
De utiliteitsbouw zal zich evenredig ontwikkelen, misschien zelfs nog sterker
dan de woningbouw, omdat de bedrijven steeds kapitaalsintensiever worden.
In 1964 werden, naar enkele hoofdsectoren van het economische leven, de vol
gende investeringen in bedrijfspanden van meer dan 100.000,(voor industrie
50.000,goedgekeurd:
110