E WATERVOORZIENING stelt Zeeland met het oog op de
industrialisatie vooral waar het om zware zeehavenin
dustrieën gaat voor grote opgaven. Een studiecommissie
heeft een prognose gemaakt van de behoeften. Met een enkele
correctie komt deze op het volgende neer.
Het huishoudelijk verbruik bedraagt per hoofd in 1965 30 m3, in
1975 40 m3 en in 2000 55 m3. Voor de inwonertallen in 1965,
(290.000), 1975 (388.000) en in 2000 (800.000) betekent dit een be
hoefte van rond 9 miljoen m3, 16 miljoen m3 en 44 miljoen m3. Bij
handhaving van de procentuele verdeling van het inwonertal komt
dit in 1975 neer op 6 miljoen m3 in Zeeuwsch-Vlaanderen en 10 mil
joen m3 in overig Zeeland.
Het industriële waterverbruik is voor Zeeuwsch-Vlaanderen te stellen
op 5 miljoen m3 in 1965, 38 miljoen m3 in 1975 en 53 miljoen m3
in 2000. Voor Midden-Zeeland is dit achtereenvolgens 1 miljoen,
20 miljoen en 40 miljoen m3. Hierbij is ondermeer rekening gehou
den met petro-chemische bedrijven. Het gaat vooral om een werk
hypothese die moet voorkomen dat de industrialisatie op een tekort
aan water afstuit. Het totale verbruik in Zeeland loopt dan op van
14 miljoen m3 in 1965, via 74 miljoen m3 in 1975 tot 140 mil
joen m3 in 2000.
De maximale jaarcapaciteit van de op dit moment beschikbare pro-
duktiemiddelen bedraagt 2 miljoen m3 voor Schouwen-Duiveland,
te bereiken omstreeks 1985, 1 miljoen m3 voor Tholen (omstreeks
1965), 15 miljoen m3 voor Midden-Zeeland (omstreeks 1970) en 11,5
miljoen m3 voor Zeeuwsch-Vlaanderen (omstreeks 1964).
Deze situatie vereist forse maatregelen ten aanzien van de ver
groting van de grondwaterproduktie in Zeeland en Noord-Brabant
en ten aanzien van het gebruik van het oppervlaktewater, zoals dat
in Zeeuwsch-Vlaanderen al geschiedt. Het laatste is ook wenselijk
in Noord-Brabant en voor Maas en Rijn. Benutting van de toekom
stige Deltameren is noodzakelijk. De mogelijkheden van verzoeting
er van vragen dan ook dringend om studie. Het onderzoek naar
ontziltingsmethoden moet worden geïntensiveerd.
De nieuwe oplossingen vereisen samenwerking binnen onze provin
cie. De waterleidingmaatschappijen van Walcheren en Zuid-Beve
land zullen worden geconcentreerd en voor het overige krijgen
nieuwe vormen van samenwerking gestalte. Naar buiten is er een
samenwerking in het verband van geheel zuidwest-Nederland op
gang gekomen. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat voor de
investeringen van vele tientallen miljoenen guldens infrastructuur-
steun zal worden verkregen.
Het stroomverbruik is al even moeilijk te voorspellen. Wellicht is een
prognose iets minder nodig omdat een belangrijke produktiever-
groting een minder lange tijd van voorbereiding vraagt denk bij
het water aan het benutten van de Oosterschelde en de produk-
tiemogelijkheden ongelimiteerd zijn. Toch moeten ook hier de plan
nen op lange termijn worden voorbereid. Van belang is de aan-
116