Kleine pleviertjes bij 't nest Paartje dwergsterntjes bij 't nest terna worden gezeten door nestrovers. Of deze die eieren ook eten? „De een wel, de ander niet", zegt de man „over de smaak wordt verschillend geoordeeld. Meerderen zien in het eieren zoeken een aantrekkelijke vorm van sport. Volwassenen gaan er zelfs 's nachts op uit. In de schemer van de korte juninachten zijn de grote nesten met de grote eieren, vooral op het lichte zand best te onderscheiden. En de knapen zijn in de regel de politie te vlug af. Vanaf het strand, waar ze vrij mogen komen, dringen ze tussen de zandbergen door de duinen in en zijn bij ontdekking door politie langs dezelfde kronkelpaden zó weer ver dwenen. Door de vele nestroverijen telen de meeu wen maar langzaam voort." Ik vraag de man, of hij wel eens een nest van vier gevonden heeft. Ik zou gaarne zo'n nest, als bij zonderheid fotograferen. Neen, dat heeft hij nog nooit gevonden. Maar als ik daar zo graag een foto van wil hebben, dan kan ik die wel bekomen. Hij gaat even weg en komt terug met een ei uit een nest dichtbij. „Hier", zegt hij „nu kun je een foto maken van een nest van vier." Lachend zeg ik, dat dit de bedoeling niet is. Ze moeten van een en dezelfde vogel zijn. Waar dat nu voor nodig is, vraagt hij. Vier is toch vier? 't Is toch een meeuwe- ei? Niemand weet hier toch van? Hij wil me met alle geweld plezier doen. Om dit te waarderen fotografeer ik dit nest van vier maar. Doch ge publiceerd heb ik de foto nimmer. Voor een andere curiositeit, die hij me laat zien, heb ik meer be langstelling. Hij brengt me bij een nest met drie mooi-blauwe eieren, blauw als de kleine eieren van het gekraagde roodstaartje of van de tapuit. Zo'n nest vindt hij ieder jaar wel. Later zal ik horen, dat in zo'n geval in het inwendige van de vogel, die zulke eieren legt een zeker pigment ontbreekt, waardoor de eierschalen niet volkomen uitgekleurd worden. De meeuw, die eenmaal zulke olauwe eieren legt, zal dit blijven doen, zolang hij in zijn legjaren is. Intussen hebben op deze verkenningstocht de blon de vrijbuiters, die me al van stonde aan fasci neerden, het onduldbare verlangen in me wakker geroepen, naar de beeltenis van deze schitterende creatie op de gevoelige plaat, zodat ik reeds de volgende morgen, behangen met camerakist en opvouwbare schuiltent de hoge zeeduinen intrek, heuvel op heuvel af, zwoeg in een moeizame jacht naar de massale nesten van de zeepiraten, vast besloten niet te rusten, voor ik in mijn opzet ge slaagd zal zijn. 't Wordt een jacht van weken, maanden, ik plaats mijn tent, tientallen keren, kruip erin, wacht soms urenlang, maar de meeuw verschijnt niet. Soms stoot hij van hoog uit de lucht op mijn tent onder een geblaas, als ik nog nooit van enige vogel hoorde. Ten slotte geef ik toch de jacht op, maar niet voordat zich een andere kans voordoet. Juist in die dagen heeft de kievit zich aan de ondergrondse schuilplaats gewonnen gegeven. Waarom zal ook de ontembare zilvermeeuw hier voor niet zwichten? Vrijdagavond dus naar het duin en een kuil ge graven tegen morgenochtend. Dan er tijdig heen, vrouw en twee kinderen mee. Als ik me in de kuil geïnstalleerd heb, gaat dit drietal naar het strand, daarmee de meeuw geruststellend. Nauwelijks zijn ze uit het gezicht, of de meeuw strijkt naast het nest neer een paar stapjes en hij zit, in de meest ideale pose. De sluiter klapt de meeuw weg, maar zijn conterfeitsel blijft op de plaat De zilvermeeuw is mijn, zonder moeite! Weer Eureka I 3 juni 1916. De best geslaagde foto van alle, die nog zullen volgen. Dan de nabetrachting. Ik las kortgeleden een roerend schoon verhaal uit de Canadese ber gen. Van Oude Scotty en Krag de Kootenayram! Oude Scotty, die, bezeten van de weergaloos fraaie horens van het edele dier, op zekere mor gen zijn geweer neemt, zijn rugzak met leeftocht vult, zijn deur sluit en zich vast voorneemt niet wèèr te keren, vóór hij die wondere horens de zijne noemen kan! Hij weet Krag van zijn kleine kudde te isoleren, volgt het dier dag aan dag, week na week, maanden! Ze worden met elkaar vertrouwd, de mens en het dier, in zoverre, dat Krag steeds buiten schot weet te blijven, precies weet, hoever het geweer draagt. De nacht doet ze elkaar uit het oog verliezen, de een ziet de ander weer, zodra de morgen gloort. Hoe langer de jacht duurt, hoe meer verbeten Scotty zijn doel nazit. Als hij dan ten slotte, door een list, Krag het dodelijke schot weet te geven, en op de prach tig glanzende hoorns staat te kijken van het dier, dat wekenlang zijn enige aanspraak was, dat hij 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 7