Uitvoering beplantingen bij „De Piet" in het Veerse Meer Knoten in Zeeuwsch-Vlaanderen Uit de tijd? Wel uit produktief oogpunt, maar waard ze te behouden vanwege hun landschappelijke betekenis ten betekenis. Vooral in Zeeland spreekt dit gemakkelijk aan door de grote rijkdom in vogelsoorten. Dit maakt op zich zelf niet indrukwekkende objecten, zoals zilte gras landen en karrevelden, toch ook voor de leek aan trekkelijk. Zelfs zodanig, dat men bij het maken van bestemmingsplannen nogal eens de neiging heeft ze de hoedanigheid van recreatiegebied" toe te kennen! Hoewel het eerste belang van natuurreservaten toch gelegen moet zijn in het behoud van een bepaald milieu van flora en fauna op ethische én praktische gronden. Op dit laatste mag nog wel eens worden ge wezen in een landbouwprovincie als Zeeland: de ver hoging van de agrarische produktie, een verdubbeling in 50 jaar per eenheid van oppervlakte, is voor een groot deel te danken aan het werk van wetenschaps mensen die de levensprocessen onder natuurlijke om standigheden moeten kunnen bestuderen. Geef ze daarvoor de in relatieve zin toch altijd beperkte ruimte! Bijv.: Waarom moet nu zo nodig het laatste schorrengebied van enige allure na het gereedkomen van de deltawerken, de Saaftinge, met een werkelijk unieke planten- en dierenwereld, ten offer vallen aan het stichten van enkele boerderijen? In de komende jaren zal de behoefte aan grond voor wonen, werken, verkeer en recreatie in hoofdzaak ont trokken worden aan de open ruimte dus aan het land bouwareaal. Dit behoeft echter geen grote vormen aan te nemen. De uitslag zal afhangen van de gevoerde ruimtelijke politiek. De vraag is hoe dit verschijnsel in stedebouwkundige zin uit zal pakken. De traditionele afstand van „een uur gaans" van dorp tot dorp heeft een andere maat gekregen. Voor zover er geen bijzondere dorpssilhou etten mede zijn gemoeid is het verminderen van het aantal bewoningskernen geen ramp. Om ten aanzien van de bewoonbaarheid aan de eisen van de tijd te voldoen, is het noodzakelijk zich te concentreren op een bepaalde centrumgemeente. Welke dit moet zijn en van welke orde van grootte is een moeilijk vraag stuk. In Zweden, een land waar het „tweerichtingver- keer" sterk ontwikkeld is landvlucht enerzijds en een trek naar het platteland van de recreatiezoekende stedeling anderzijds streeft men naar kernen van circa 10.000 inwoners, die faciliteiten krijgen ter be vordering van .de leefbaarheid. Voor het landschap is, afgezien van het verminderen van een verspreide bebouwing het tot stand komen van grotere bestuurlijke eenheden van betekenis. Deze zullen gemakkelijker een krachtig ruimtelijk beleid kunnen voeren en gro tere projecten tot stand kunnen brengen. Voorts is er een beter en eenvoudiger wegenstelse! mogelijk, betere nutsvoorzieningen en dienstverleningen. De druk op de gemeentebesturen om te voorzien in de behoefte aan het „buiten wonen" neemt belangrijk toe, of het hierbij al of niet gaat om een tweede wo ning, zomerwoning of permanent buiten wonen. Dat daarbij verlaten boerderijtjes een dergelijke bestemming krijgen is te aanvaarden, men gaat echter te ver wan neer er een nieuw bedrijfsgebouw wordt gesticht en het oude verkocht, ofwel: om het oude te kunnen verkopen. Deze trapsgewijze „besmetting" van het lan delijk gebied is ontoelaatbaar. Er is namelijk niets dat zoveel invloed heeft op het aspect van de groene ruimte als de verspreide bebouwing. Bosbeeid in de Braakmanpolder

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1965 | | pagina 4