Vogeltrek
over
Zeeland
J. Chr. Wedts
de Swart
1Deltawerken en vogeltrek
„De gevolgen van de Deltawerken zullen van verstrekkende
aard zijn. Ook voor de natuur zullen zij ingrijpend zijn, met
name voor de vogels. Aan de gevolgen van de werken op de
broedvogelstand en de wintergasten, heeft de in Middelburg
woonachtige mr. T. Lebret in diverse natuurtijdschriften aan
dacht besteed. In de herdruk van prof. dr. L. Tinbergen „Vo
gels in hun Domein" (1962) hebben de bewerkers te weten
dr. H. Kluijver en K. Zweeres, zij het in zeer bescheiden mate,
dat eveneens gedaan. Over de invloed van de Deltawerken en
de twee bruggen op de vogeltrek is voor zover mij bekend
niets gepubliceerd. Ik wil trachten dit hiaat op te vullen.
Zoals wij zullen zien ligt het in hoofdzaak aan allerlei klimato
logische en geografische invloeden die de trekvogels, zowel
de zogenaamde „gestuwde" trek langs de Noordzeekust als
de „breedfront"trek, die van het achterland, uit het noord
oosten en oosten komend Zeeland binnenvalt, erg verspreiden.
De bruggen en dammen nu kunnen volgens mij daarop grote
invloed gaan uitoefenen en de verbrokkelde trek in goede
banen gaan leiden Ten eerste omdat zij op voor de vogels
gunstige punten zijn gelegen en ten tweede zij in hun voor
keu rsrichting dat is: west tot westzuidwest liggen.
Prof. dr. L. Tinbergen wees er indertijd in zijn boek „Vogels
Onderweg" (1949) op, dat de vinken- en spreeuwentrek in het
Deltagebied slecht bekend en bovendien gecompliceerd is.
Ringonderzoekingen hadden uitgewezen dat bijvoorbeeld vin
ken door de zeegaten ver landinwaarts worden afgeleid. Bij
Den Haag geringde exemplaren werden bij Antwerpen terug
gevonden. Een brede stroom van west tot westzuidwest ge
richte trek schuift over Nederland, overal waar de vogels op
de kusten stoten treden stuwingen op. De beste stuwingen
komen voor bij zwakke tot matige zogenaamde „lage" winden,
winden dus die tussen de richtingen zuidoost, zuid en west
waaien. Deze stuwingen zien we bij genoemde winden ook
langs de Zeeuwse kust.
Sedert tal van jaren doe ik waarnemingen aan de vogeltrek.
De laatste jaren met de vogelwerkgroep van de K.N.N.V. af
deling Zeeland waarvan ik het genoegen heb leider te mogen
zijn. Er wordt nauw samengewerkt met andere natuurorgani
saties. Uiteraard ook met het secretariaat voor Trekonderzoek
van de K.N.N.V. gevestigd in Bentveld (N.H.).
Verloopt de herfsttrek vrij regelmatig met uitschieters op enkele
„topdagen", in de wintertijd staan de vogelverplaatsingen ge
heel onder invloed van vorst en sneeuwval. Door het grillige
klimaat in Europa en ons land is de wintertrek dientengevolge
zeer onregelmatig en treedt meer schoksgewijze op in „vorst-
vluchten" (Vleugel 1948). Tijdens de kerst van 1962 en 1964
bijvoorbeeld waren die vorstvluchten zeer duidelijk.
10