De herfsttrek is zoals vermeld veel regelmatiger, lang
duriger en bij gunstige weersomstandigheden voor de
,,lage" trek ook veel massaler. Uiteraard is over de
zogenaamde ,,hoge" trek (met winden tussen noord en
noordoost gaan de vogels zéér hoog over) heel weinig
bekend. Dat geldt eveneens voor de onzichtbare nacht-
trek. De trekroep wordt in gunstige avonden en nach
ten wel gehoord.
2. „Lage" trek aan de kust (in het najaar)
Laten we daarom terugkeren naar de lage en voor
ons oog ook zichtbare vogeltrek. Voor wat de Wal-
cherse kust betreft is de Westkapelse zeedijk een uit
stekend punt om deze gestuwde lage trek gade te
slaan. Vooral op het Noorderhoofd. Vanaf dit punt
heeft men immers een reusachtig uitzicht. De tellingen
worden als volgt uitgevoerd: alle over- of langsvlie-
gende vogels in een strook van ca. 200 meter ten
westen en 200 meter ten oosten van de waarnemings
post worden genoteerd plus alle va.n belang zijnde me
teorologische gegevens. Ook de soorten worden be
paald; aantal, richting en tijd van doorkomen worden
op staten ingevuld. Uit de landelijke trekrapporten
blijkt vrijwel ieder jaar weer dat de aantallen die over
Westkapelle vliegen wel behoorlijk zijn, maar ten op
zichte van posten in Zuid-Holland toch belangrijk
minder zijn. Iets wat mijns inziens grotendeels veroor
zaakt wordt door de sterke verbrokkeling van de kust
in het Deltagebied.
Om een beter inzicht te krijgen in de merkwaardige
reacties van de vogels op knikken in een kustlijn wil
ik wat uitvoerig op deze trek langs Westkapelle in
gaan, daar de gedragingen van deze trek, die hier
langs de kust uit het noordoosten komt aanvliegen, zeer
bruikbaar is voor mijn hierna komende theorie, want
analoge gevallen zien wij ook elders in Zuid-Holland en
Zeeland. Wat is n.l. het geval? De Westkapelse zee
dijk maakt op het Noorderhoofd een zeer duidelijke
ombuiging en wel van zuidwest naar zuid. (Afb. II)
De vogels hebben zoals wij zagen een westzuidwest tot
west georiënteerde voorkeursrichting. Zodra deze vo
gelbewegingen op een sterke ,,knik" in een kustlijn
stuiten, zoals b.v. te Westkapelle treden er velerlei
complicaties op. Een gedeelte gaat westwaarts de Noord
zee op. Een ander gedeelte draait wat bij en trekt de
monding" van de Westerschelde op en vliegt naar de
West-Zeeuws-Vlaamse kust. Behoorlijke aantallen ech
ter durven onder bepaalde weersomstandigheden ook
deze sprong niet te wagen en volgen liever de veilige
zeedijk. Dan zijn er nog wijfelaars die niet weten wat
te doen en ten slotte maar ergens op of onderaan de
dijk neerstrijken. Een grote wateroppervlakte schijnt nu
eenmaal een onaantrekkelijk terrein voor landvogels te
zijn. Over verkeerde" trek, dus vogels die naar het
noordoosten koersen juist tegen de draad in en over
trek vanuit zee die ook wel eens gelijktijdig voorkomt,
spreken we dan nog maar niet! Op het Zuiderhoofd
van de dijk zien we ongeveer het zelfde beeld als we
op het Noorderhoofd zagen. Het komt ongeveer hierop
neer dat ca. 40 de dijk, die hier in duinen overgaat
volgt. Het percentage dat zeer duidelijk van zijn rich
ting afwijkt (oorspronkelijke westzuidwest en door de
ombuiging van de kust wordt deze richting notabene
zuidoost!) is behoorlijk groot. De vogels met water
vrees" vliegen dus via Zoutelande en Valkenisse in
de richting van Vlissingen. Steekproeven o.a .te Groot
11