Afb. III. Schema van de vogeltrek in het najaar zoals zij in zijn algemeenheid bij bepaalde weers omstandigheden over de Zuidhollandse en Zeeuwse „eilanden" verloopt. Tengevolge van de talrijke stromen en de „watervrees" van landvogels verbrokkelt de trek sterk (zie ook afb. II). Het Deltagebied fungeert daardoor als een zeef. Terwijl de hoofdmacht naar het westen en zuidwesten blijft doorvliegen blijft een gedeelte achter en laat zich ombuigen landinwaarts. Dat geldt zowel voor de krachtige „gestuwde" trekstroom langs de Noordzeekust als voor de dunne „breedfront"trek die eveneens uit het oosten en noordoosten komend het gebied binnendringt. De thans gereedgekomen z.g. secundaire dammen en de twee bruggen zullen volgens de mening van de schrijver deze verbrokkelde trek opvangen en in goede banen leiden. (Deze nieuwe „Deltaroute" is inmiddels een feit geworden zoals uit onderzoekingen is gebleken). Ook op de voorjaarstrek zullen de werken van invloed kunnen zijn! Ter vereenvoudiging werd alleen de „gestuwde" en ombuigende trek ingetekend. Overigens spreekt het kaartje voor zichzelf. Van boven naar beneden: Haringvlietbrug plus Volkerakdam, Grevelingendam, Oosterscheldebrug en tenslotte de Veersegatdam. en ogen vast en speelt niet alleen de windrichting, de windkracht, het zicht, maar ook de getijbewegingen van het water voorlopig nog een rol. Met laagwater immers komen in de stromen zand- en slikplaten bloot, die mogelijk als „springplank" dienst doen. Zolang het Haringvliet en het Brouwershavensegat en de Ooster- schelde (omstreeks 1978-1980) nog niet definitief afge sloten zijn, zal volgens mij vooral de Grevelingendam en in sterkere mate de Oosterscheldebrug een belang rijke vogeltrekroute kunnen zijn." Aldus heel in 't kort weergegeven de theorie zoals ik die in augustus j.l. opschreef. Ik besloot het artikel i.n „Natura": „bovenstaande was nog maar gro tendeels theorie, het woord is nu aan de praktijkI" 4. De Deltawerken en de bruggen hebben invloed Nu, dat antwoord uit de praktijk is gekomen. Dank zij vooral de medewerking van de pers en de radio- omroepen. Het lijkt mij het beste de waarnemingen zoveel mogelijk in chronologische volgorde te ver melden: 23 september 1965: Per auto maakten wij een tocht langs alle secundaire werken, 's Middags zagen wij, de heer J. de Kraker en het echtpaar Gris- nigt uit Texel, langs de Grevelingendam zwermen scholeksters en bonte strandlopers langs de dam naar het zuidwesten vliegen, het leek ons toe dat zij voor namelijk langs deze dijk vlogen omdat zij door de stevige tegenwind die zij hadden een behoorlijke luwte ondervonden. 2 oktober 1965: Topdag in de najaarstrek I Troepen vogels vliegen over Walcheren naar het zuidwesten. Waarnemingen door onze V.W.G, te Westkapelle en te Middelburgi (breedfronttrek). Zelfs 's middags nog voortdurend trek. Bijzonder jammer is dat ik van deze dag nog geen gegevens van de „deltatrek" heb ontvangen. Ik vermoed dat er toen een sterke trek is geweest. Op 3 oktober 1965 was het een uitge sproken stille trekdag. Voor de eerste keer stond er nu echter iemand op post op de Oosterscheldebrug. Dat was de heer F. Schoonakker uit Zierikzee, lid van de vogelwacht Schouwen en Duiveland. Toen omstreeks 10.30 uur de mist optrok zag hij de trek op gang komen. Troepen vogels vlogen langs de Oosterschelde brug die nog maar pas met Schouwen was verbon den naar de richting van Noord-Beveland. Ook op 17 oktober en 24 oktober heeft genoemde heer aan de Zierikzeese zijde van de brug op de uitkijk gestaan en ondanks dat het ook toen uitgesproken stille trek- dagen waren zag hij toch regelmatig troepjes vo gels langs deze langste brug van Europa vliegen, (Nog voor de officiële opening entolloos. In totaal zag deze waarnemer, die inmiddels ook lid is geworden van 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 13