het spel het vermogen van Huizinga een bepaalde sfeer op te roepen, zoals dat ook in zijn tekeningen uitkwam: De rei van monniken: Binnen hechte kloostermuren, Lange gangen, enge cel, Sleten wij de winteruren met koraal en orgelspel. Wijze boeken uit 't verleden Schonken troost en geesteskracht, Klokgeklep riep tot gebeden, In den stillen winternacht. Kindervoeding" was een van de verenigingen die men in het Zeeuwsch Jaarboekje onder de weldadige in richtingen aantreft met de Vereeniging tot het bezoe ken der armen te Middelburg, Commissie van spijsuit- deeling aan minvermogenden, Genootschap van moe derlijke weldadigheid. Hebben deze namen een neer buigende klank omdat voor ons hierin de bedeling uit komt met het beeld van het bekende pannetje soep? Afgezien van het feit dat dit soort Verenigingen overal voorkwam en niet specifiek Middelburgs was, heeft het woord neerbuigend een denigrerende klank. Het be stuur van Kindervoeding", opgericht 30 december 1889, bestond uit links georiënteerde leden: Mr. M. J. de Witt Hamer, J. J, Berdenis van Berlekom, C. M. Ghijsen, mevr. M. Wibaut-van Berlekom, mej. H. K. C. van der Mey. In de commissie van toezicht op de spij zen werkte mevr. E. Schorer-Plaat, de echtgenote van de burgemeester samen met mevr. H. J. de Witt Hamer -Overman. Een man als C. M. Ghijsen die als jonge man veel met arbeiders heeft samengewerkt, kende ze ker de problemen van deze mensen, beter nog dan Wibaut die deze leerschool niet heeft gehad. Hoewel Kindervoeding" geplaatst is in de rij van de andere instellingen, moet met nadruk worden gesteld dat deze vereniging van een ander principe uitging dan alleen maar bedeling. Hier werden schoolkinderen uit gezin nen, waar de verdiensten van de kostwinner, met name in de winter, ontoereikend waren of geheel stil lagen, van voedzame maaltijden voorzien; overleg met school hoofden, doktoren en persoonlijk contact met de ge zinnen vormden de praktische achtergrond van deze instelling. Men gi.ng uit van het beginsel, dat een be hoorlijk gevoede jeugd het schoolbezoek zou bevor deren (de schoolplichtwet was er nog niet, maar ,,hing in de lucht", 1901), en aldus één der grondslagen kon vormen voor verbetering der sociale toestanden en ont wikkeling onder de arbeidende klasse. Nog op een ander gebied was er samenwerking tussen de standen. Wanneer de zangvereniging ,,Tot Oefening en Uitspanning" in 1889 een muziekfeest te Middelburg houdt, komt men onder de namen van medewerkenden tegen: Schorer, Gravestein, Snouck Hurgronje, De Lan ge, Sprenger, Wisse, Berdenis van Berlekom, Lange- jan, Van Visvliet en Polak. De Middelburgse burgerij toonde hart te hebben voor de muziek. In 1895 was in korte tijd f 32.000,— uit particuliere bijdragen bijeen tot aankoop van een pand in de Singelstraat om er concertzalen in te richten. Was er belangstelling onder de hogere standen voor de kunst; voor de letteren bleef naast jagen toch tijd over. De Jonge van Ellemeet had op ,,Overduin" de grootste collectie Catsiana; hij ontving de congresserende letterkundigen in 1872 op luisterrijke wijze. Heel wat Zeeuwen bezitten van Marie Boddaert nog het kinderboek: De schipper van de Ja- comina. Het is niet mijn bedoeling de deugden van de hogere stand te bejubelen of hun ondeugden te verontschul digen. Het sociale onrecht dat bestond, was door de vele instanties, die bedeelden tot een systeem verheven. In een rapport over de oprichting van een werkhuis te Middelburg van 1865 staat in een noot het kenmerken de zinnetje over de grote Middelburgse milddadigheid die onbedachtzaam ook werkbekwame mensen onder steunt. In een Wederlegging der gemaakte bedenkin gen tegen de oprichting van een werkhuis" vindt men het standpunt van de Vereeniging tot bezoeken der armen. ,,Zij meent, dat er hier inrichtingen van wel dadigheid genoeg zijn, die den arme van alles voorzien wat hij begeert behalve van werk, waarnaar hij trou wens ook niet verlangt". Behalve van zelfgenoegzaam heid geeft het blijk van een verkeerde liefdadigheid. Het zijn ongetwijfeld de socialisten geweest die duide lijk het recht op arbeid, het recht op een menswaardig bestaan, naar voren hebben gebracht. Het is even zeker dat in Middelburg onder groeperingen van de gegoede burgerij begrip voor deze wensen bestond. Sommigen uit deze kringen keerden zich tot het socia lisme, anderen niet. Niet de mate van hun sociale be wogenheid gaf hier de doorslag, het verschil lag op het politieke vlak: het al of niet vooropstellen van de klassestrijd. Daarnaast vormde de staatssubsidiëring (staatsbemoeiing) een strijdpunt. Schetst men evenwel het sociale leven in Middelburg in de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw, dan mogen ook de klei ne luyden .niet worden vergeten. Zij hebben voor een deel de doleantie gedragen en zich vele offers voor het onderwijs getroost. Door de klokkenist Kuyper werden zij ook bij het sociale leven betrokken. Zij predikten even wel niet de klassestrijd en traden veel minder op de voorgrond. Een kleine maar zegenrijke groep als het Leger des Heils mag zeker niet onvermeld blijven. Meertens zegt in zijn ten geleide van de fotomecha nische herdruk van de beroemde Zeeuwse kroniek, dat Smallegange geen geschiedschrijver is geweest, omdat hij nergens een eigen visie geeft. Wij zijn dankbaar voor de visie van Meertens op het sociale leven van Mid delburg, maar menen toch dat het beeld genuanceerder moet zijn. De brief van Maria Boddaert, van 13 november 1887, aan Frits Smit Kleine, bevindt zich in het Letterkundig Museum te 's-Gravenhage. Mijn dank gaat uit naar mej. dr. H. C. M. Ghijsen voor aan vullende gegevens. De foto's 1 en 2 zijn van mr. Anne Bolle, nr. 3 van Bauer. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 23