Zeeuwse kroniek M. P. de Bruin Zeeuwse bodem Verschenen is ,,De bodem van Zeeland; toelichting bij blad 7 bodemkaart van Nederland; schaal 1 200.000" van de hand van ir. P. van der SIuijs, ir. G. G. L. Steur en I. Ovaa, die op het gebied van de bodemkunde belangrijk werk in Zeeland hebben verricht. In hoofd stuk I wordt een algemene beschrijving van de pro vincie gegeven. Klimaat en geologie worden behan deld, de vorm van het landschap, de hydrologie, die van groot belang is voor de bodemvorming, en het bodemgebruik. Het tweede hoofdstuk beschrijft de bo- demvormende factoren en processen mede maatgevend voor de bodemgesteldheid. Aan de menselijke invloe den is veel aandacht geschonken. De hoofdstukken III en IV behandelen de principes van de legenda-indeling en de samenvatting van de voorkomende kaarteen- heden. Het laatste hoofdstuk geeft een overzicht van de bodemgesteldheid van de verschillende delen van Zeeland, het voorkomen en de samenhang van de onderscheiden bodemeenheden in verband met genese, gebruiksvorm en landbouwkundige geschiktheid. De menselijke beïnvloeding van het landschap komt uit in bedijking, darinkdelven en herverkaveling. Het darinkdelven was een destructief bedrijf. De sporen van landvernieling zijn nog heden te zien in de ge moerde poelen. De zoutwinning uit het veen dateert al van de Romeinse tijd. Steur en Ovaa hebben in de Zak van Zuid-Beveland sporen gevonden die moge lijkerwijze uit die tijd afkomstig zijn, De herverkaveling heeft de hollebollige ligging van een deel van de poelgronden doen verdwijnen. Grond van kreekruggen werd naar de poelen overgebracht. Het herstel van de natuurlijke toestand van de grond bergt het gevaar in zich van een eentonig landschap. Schedels De vraag wanneer de rondhoofdigen zich in het delta gebied gevestigd hebben, houdt Van der Feen bezig in zijn inleiding over de twee mensenrassen in Zeeland. Deze inleiding is in het Archief Zeeuwsch Genootschap 1965 verschenen en wordt gevolgd door een beschrij ving van de schedels uit oude Zeeuwse begraafplaatsen van de hand van dr. A. J. van Bork-Feltkamp. De migratie der rondhoofden zou verband houden met de verspreiding, kort na 2000 v. Chr., van klokbekers en begeleidende voorwerpen in Europa. Sommigen ver onderstellen, dat er in die bekers zout vervoerd werd, dat een belangrijk ruilmiddel kon zijn. Ook schapen teelt zou tot de bijzondere tradities dezer rondhoofden behoord hebben. Beide tradities, zoutbereiding en schapenteelt, die door de archeologen aan dit rond- hoofdig volk in het tweede millennium v. Chr. worden toegeschreven, zouden wonderwel passen bij de mid delen van bestaan der middeleeuwse Zeeuwse be volking." Het graafschap Zeeland Met het probleem van een zelfstandig graafschap Zee land houdt G. Taal zich bezig in het bovengenoemde Archief. Het graafschap Zeeland en zijn verhouding Foto STIBOKA nr. R 26-133 Een door moernering veroorzaakt hol lebolIici terrein met op achtergrond een kreekrug

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 25