„Ik wou, dat de lui dat zeiden! Maar nee, ze laten je allemaal je liedje uit zingen, terwijl de walm van hun spruitjes en kool je in het gezicht slaat." Hij deed een pas terug en haalde de deur naar zich toe, zodat alleen zijn hoofd in de kamer kwam: ,,Heeft-ie lang gelegen? 'k Wist nie, dat-ie zover heen was." Tevreden over zijn creatie kwam But nu binnen, smeet de hoge dop dwars over de tafel op de chaise-longue. „Een rotkarweitje, Thijs, wat je noemt een lastig afleggertje. Bloed uit zijn oren, een stank uit zijn mond als uit een beerput „Verdomme, schei uit!" „En zijn knieën, hoog opgetrokken, stijf als een plank. Die breek je in zo'n geval. Ja zeker, de kist heeft recht op zijn man." Kemp gebaarde, dat hij het nu welletjes vond, maar But: „Doe niet zo kinder achtig, we praten toch allemaal wel eens over ons vak?" Ze gingen aan tafel, But in al zijn handelen en spreken de nadrukkelijkheid van een man die wat op heeft, Kemp met de toegefelijkheid van de nuchtere. Tot opeens But een verrassend nieuwtje vertelde. In de Koestraat bezig met aanspreken, had hij een ontdekking gedaan. Er was daar een biljet van gerechtelijke verkoping aangeplakt. „Belastingweigering", veronderstelde Kemp. „Precies. Ik dacht: jongen vergeet dat nou niet, daar zit mogelijk wat in voor De Toekomst." Thijs zei, dat er veel méér in zat. Hij schrokte zijn brood op en gaf een uit voerige uiteenzetting. „Kijk eens But, vroeger gingen we in zo'n geval met onze mannen tussen het publiek staan. Zodra de deurwaarder een stuk van de boedel omhoog stak begonnen we te bieden: een cent voor een stoel, een stuiver voor een kastje. Hoger dan een dubbeltje gingen we nooit. Buitenstaanders die kwaad wilden, werden verdreven met een straaltje tabakssap en zo." But knikte instemmend, at intussen smakelijk zijn eitje. „Door heel Nederland is dat spelletje gespeeld. Na verloop van tijd trommelde de politie serieuze bieders op of zond er een stille heen. Toen zijn we van tactiek veranderd. Voortaan boden we in het wilde weg tegen elkaar op, tot waanzinnige bedragen: tienduizend gulden voor een eenvoudige tafel." Thijs schudde in geamuseerd herdenken het hoofd. „Ik ben zelf eens blijven hangen aan een wastobbe; twee mille, But, geen cent minder. Als het op betalen aankwam zeiden we doodleuk, dat we de contanten niet op zak hadden. Dan moest het gedoe van voor af aan beginnen." „En zo'n spektakel wil je hier in Middelburg opvoeren?" „Op die manier onmogelijk. Sinds vorig jaar kan de deurwaarder vorderen, let wel, na elk bod vorderen, dat hem de penningen in handen worden gege ven, totdat het voorwerp is toegewezen." But siste tussen de tanden als blies hij stoom af. „Kijk, dat vind ik jammer. Ze gunnen een arme bliksem ook niet veel." „Maar met centen bieden kan niemand beletten", vervolgde Thijs hoopvol, „zolang er geen klabakken meedoen of uitdragers, heb je gegarandeerd succes." Hij streek langs zijn knevel, door zijn haardos, hij bewoog onrustig op zijn stoel. „Met laag bieden is de mop natuurlijk, dat iedereen het gekochte spul weer teruggeeft," 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 2