Samuel sloeg de handen voor de borst, zodat zijn baard als een spons werd platgedrukt. „Meheer, waar blijft op zo'n manier de eerlijke negotie!" Thijs gemoedelijk: „Kom nou, aan dat boeltje is geen droog brood te verdienen." Speyer, met toegeknepen oogjes en een gezicht vol rimpels, sprak het heftig tegen: „In alle goed zit winst, meneer, als je de weg maar weet." Toen zei Kemp boud: „Sam, jij blijft daar weg, versta je? En je kunt een achterwiel als troostpenning krijgen." Samuel schudde van nee, een gemartelde geloofsheld, die niet wil verzaken. Nee voor drie en nee voor vier gulden; pas bij vijf ging hij akkoord, als er tenminste een voorschotje af kon, Vloekend keerde Thijs zijn portemonnaie binnenste buiten: „Hier, een gulden enachttien cent." Op But wijzend: „Maar denk eraan, ik heb een getuige." „We hebben een getuige", herhaalde Speyer, terwijl hij het geld in de winkella opborg. Opkoper en omkoper keken elkaar met harde ogen aan. Samuel stak het hoofd vooruit en fluisterde: „Wat heeft die roomse man aan de overkant gedaan?" „Van Nuenen? Die komt net zo min." Giftig voegde Thijs eraan toe: „En die was heel was schappelijker." Een glans van geluk joeg over Speyers gezicht: „Heb ik toch goed gezien, die man verstaat zijn vak niet." Deurwaarder Van Duimen ontving een uitbundige begroeting. Hoewel er duidelijk hoon uit sprak, groette hij de menigte met potsierlijke hoofdknikken terug. Onmiddellijk riep een stem: „Sinterklaas!" Kemp, op een kist die zijn getrouwen hadden aangesleept, gaf commentaar: „Glad mis man, Sinterklaas komt brengen en de deurwaarder komt altijd „Halen, halen!" brulde de meute. Van Duimen, gevolgd door twee vazallen, ging de woning binnen om te inspec teren of alle opgeschreven goederen nog aanwezig waren. Thijs nam zijn troep in ogenschouw. Om hem heen stond de garde van partij genoten, op haar beurt omringd door buurtbewoners, straatslijpers, metselaars die van hun steiger gekomen waren, knechts van de timmerwinkel, die de schaaf op zijn kant hadden gelegd, zodra de baas het voorbeeld had gegeven. Zestig, zeventig mensen waren er wel. Voor zover Kemp kon nagaan ontbrak de politie. „Geachte aanwezigen", begon hij na een bemoedigend knikje voor But, „dit wordt de eerste gerechtelijke verkoping in deze stad op grond van belasting weigering. Sinke vindt dat wij proletariërs geen cent dienen bij te dragen aan de instandhouding van de kapitalistische maatschappij. Hij heeft zijn aanslag biljet aan de ontvanger teruggestuurd. Best, zegt de Staat der Nederlanden, ik zal je de stoelen onder je achterwerk wegslepen. Kameraden! Wij verklaren ons solidair met de zwakken, wij staan achter Sinke. Een hoeraatje voor Sinke!" „Hoeraaah!" Op dit moment kwam Van Duimen uit het huis, achter hem zijn helpers; als hekkesluiter Sinke, een rood hoofd vol zenuwtrekken. „Hoeraaah!" schreeuwde de troep nog eens zo luid. De deurwaarder klom met stramme benen op een stoel en wachtte tot het rumoer verzwakte. „De verkoping gaat beginnen", zong hij sonoor en daarop droeg een van zijn 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 5