mannen een withouten tafel aan. „Alle goederen zijn direct na toewijzing voor het risico van de koper", lichtte Van Duimen in. „Daar gaat-ie dan: een tafel in goede staat, wie biedt „Een stuiver", meldde zich een lid van de garde. Het publiek pakte dichter opeen, men stootte elkaar goedgeluimd aan: nu begon het feest. „Smoelen dicht mensen", waarschuwde Dommisse overbodig, „een stuiver is genoeg voor zo'n rottafeltje." „Vijf cent geboden, wie meer Een krakend geluid verscheurde de stilte, een lolmaker riep: „Een ruiker op de koop toe." „Vijf centen eenmaal, vijf centen andermaal. Niemand meer? Verkocht. Dat is ?n De koper noemde zijn naam en drong naar voren om zijn eigendom in ont vangst te nemen. Thijs commentarieerde: „De deurwaarder moet de namen van alle kopers opschrijven, dat staat in de wet. Die wet schrijft ook voor, dat er geen cent gevorderd mag worden boven het laatste bod. Is het niet zo, deurwaarder?" Van Duimen werd nijdig. ,,U affronteert mij!" Thijs, sarrend vriendelijk: „Als de schoen niet past, moet u hem vooral niet aantrekken!" En tegen zijn aanhang: „Goed gehoord mensen? Het gaat hier zonder veilingscondities!" De omstanders begrepen het maar half, maar zij voelden dat dit een spel werd van kat en muis: glundere Thijs, blakend van vechtlust, tegen de vergrijsde deurwaarder met zijn gedoofde ogen en trieste hangsnor. Toen de koper het tafeltje schutterig-plechtig aan Sinke overhandigde, barstte de Koestraat juichend open. En nauwelijks was het rumoer geluwd of Kemp galmde over de hoofden: „Een mooi voorbeeld van proletarische solidariteit!" Van Duimen wachtte oogknipperend en onzeker tot hij zich verstaanbaar kon maken, Thijs grabbelde in zijn borstzak naar een sigaar en stak er de brand in. Hij joeg de rook recht voor zich uit, knikte de deurwaarder gespeeld-vriendelijk toe. Het rieten stoeltje dat nu onder de hamer kwam leverde een stuiver op, een tweede, waarvan het vlechtwerk in slappe pijpekrullen langs de leuning hing bracht het tot drie cent. Straatjongens begonnen bij elke volgende inzet al gescandeerd: „drie cent, drie cent", de ouderen namen het over. De executeur aarzelde met toewijzen, Thijs voorzag dat hij aan de klucht een eind ging maken of mogelijk politiehulp wilde inroepen. „Kameraden", donderde hij, „mag ik even het woord?" Waarachtig, ze bedaarden, hij had ze nog aan een lijntje. „Kameraden, ik zie meneer de deurwaarder zo chagrijnig kijken, hij is zoveel geestdrift bepaald niet gewend. Laten we het wat kalmer aan doen, ten slotte staat de man hier ook voor zijn broodje. Goed beschouwd hoort hij bij ons, al beseft hij dat niet." Tegen Van Duimen: „Voor het kastje, dat u daar hebt laten opbrengen, bied ik een dubbeltje." Van nu af aan regelde Kemp de zaken, hij wees zijn volgelingen eenvoudig bij toerbeurt aan: „Deurwaarder, ik geloof, dat deze man serieus wil bieden; Vermeulen is zijn naam". 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 6