Dr. W. S. Unger f - Geschiedenis van Middelburg in omirek tilden Kemp hoog boven hun hoofden. In optocht ging het naar de Oude Kerkstraat. Voor de spionnetjes verschenen verschrikte gezichten, winkeliers liepen van het etalageraam weg, doken in de schemer van het achterhuis. Een slagers jongen, de bestelmand aan de arm, sloot zich bij de troep aan. Ze riepen ,,boeh" naar een agent en ,,ha" naar een paar lichte meisjes, die voor hun raam zaten. En Thijs zette telkens zijn handen om de mond: „KladderadatschI" Een paar van de vrienden glipten heimelijk een proeflokaal binnen en haalden daarna gauw de troep weer in. Voor de woning van But zongen zij: ,,En onze Thijs gaat nooit verloren, falde- ralderiere Naar aanleiding van Prof. dr. J. G. van Dillen schreef mij geruime tijd geleden een brief waarin hij het Zeeuws Tijdschrift in gebreke stelde ooit een woord van nagedachtenis te hebben gewijd aan doctor Willem Sybrand Unger, die op 23 maart 1963 is overleden. Zo is het. De lezer zal willen aannemen dat hiervoor geen achtergedachte aanwezig was. Ik getuig daarvan welbewust en koel. In de inleiding tot de tweede druk van de Geschiedenis van Middelburg in omtrek schrijven de bezorgers M. P. de Bruin en W. D. de Bruine over het moeilijke karakter van Unger, die personen en zaken vaak niet wist te onderscheiden. In het Tijdschrift voor Geschie denis vermeldt Van Dillen zijn opbruisende tempera ment, zijn opwinding over in zijn ogen afkeurenswaar dige dingen, het openlijk luchten van zijn ergernis. Als redacteur van dit tijdschrift heb ik zijn scherpe kritiek moeten ondergaan. Ik betwijfel overigens of wij Unger ooit om een bijdrage hebben gevraagd. Wat mij is bijgebleven is de vernietigende kritiek op de bodem- onderzoekingen van de Wageningse school als bron voor de geschiedschrijving. Ik heb haar altijd opgevat als de afkeer van een natuurwetenschappelijke methode die geen halt behoeft te houden voor de pre-historische drempel. Ik houd niet van levensberichten die smetteloos wit zijn Bij Unger zouden zij in het geheel niet passen. Hoe kon hij toch een zo heftige inzet verenigen met het inventariseren en bewerken van bronnen? Dat is een raadsel dat alleen te ontsluieren valt als men aan neemt met overtuiging dat hij een ijzeren zelfbe heersing betoonde als het ging om de discipline van een met hartstocht beoefende wetenschap. Men zal willen aanvaarden dat de redacteuren van het Zeeuws Tijdschrift zijn persoonlijkheid altijd zeer positief hebben beoordeeld. Aan de tweede druk van Middelburg in omtrek is zijn bibliografie toegevoegd, een bijzonder imponerende lijst, zich uitstrekkend van 1913 tot 1960. En welk een kwaliteit! De dissertatie van 1916 Unger was toen 27 jaar over De levensmiddelenvoorziening van de Hollandse steden in de Middeleeuwen, wordt nog steeds gebruikt. Dan het Archief der Middelburgse Commercie Compagnie (1951), de Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd (drie delen, 1926 tot 1931), de vele historische studies over Middelburg en de Scheldedelta, zijn wereldbefaamde pu bi i ka tie over de Sonttollen, de catalogus van de historisch- topografische atlas van het Zeeuws Genoolschap en niet te vergeten zijn Monumenten van Middelburg (die hij zei niet te willen doen herdrukken uit protest tegen de Delftse School). Het bouwkundig karakter van een stad kan volgens hem eerst begrepen worden vanuit de algemene geschiedenis. Met deze en andere werken, zijn arbeid voor het gemeente- en provinciale archief, ook die voor de gemeente- en waterschapsarchieven, zijn studies over de steden in Zeeland heeft Unger een onverwoestbaar monument geschapen voor zijn provincie en voor zich zelf, Het bezorgen van de besproken tweede druk van De geschiedenis van Middelburg in omtrek door twee van zijn leerlingen herinnert ons aan deze sterke per soonlijkheid, die uitrees boven een alom tegenwoordige middelmaat. Hij had er recht op het zo aan te voelen. Wie een stuk van de eigen geschiedenis wil lezen of herlezen doet er goed aan dit boekje aan te schaffen. In zijn soort is het niet te overtreffen. M. C. V. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 9