GESCHIEDENIS (zie ook scheepvaartgeschie denis). GOUWE. Zeearm die Schouwen van Duive- land scheidde. Strekte zich uit van de Schel de in het zuiden tot de Zonnemere* in het noorden. GOUWE, SLAG OP DE. In 1303 hebben de Vlamingen onder leiding van Gwijde van Namen, zoon van de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre, heel Zeeland veroverd be halve Zierikzee. Het volgende jaar deden ze een overrompelende inval in Holland en Utrecht, maar moesten even snel weer het veld ruimen. Ze sloten echter op de terug tocht Zierikzee in. Ondanks dapper verweer dreigde de stad na een beleg van 3 maan den te vallen, omdat de levensmiddelen op raakten. Het ontzet werd georganiseerd door de 18- jarige Willem van Oostervant, zoon van Jan II van Henegouwen. Hij verzamelde schepen bij Schiedam, maar zou wel niet veel bereikt hebben, als niet de Franse koning Filips IV de Schone uit Calais een vloot van 38 grote schepen en 11 galeien onder bevel van de Genuees Grimaldi te hulp gezonden had. Storm en later windstilte en tegenstroom waren oorzaak dat de vloot twee weken nodig had om van Schiedam in de „Sonne- maer", het noordelijke deel van de Gouwe tussen Schouwen en Dreischor, te geraken. De grote schepen moesten door roeiboten getrokken worden. Op Sint-Laurensdag (10 augustus) ontbrand de de strijd tegen de Vlamingen, die de Gouwe en de daarin uitmondende haven van Zierikzee afsloten. Aan beide zijden werden schepen aan elkaar gebonden om grotere gevechtseenheden te vormen. De Franse voorhoede onder Jehan Pedrogue van Calais, bestaande uit 4 verbonden sche pen, liep echter even ten noorden van de haven aan de grond. De Vlamingen stuurden er een brander op af, maar het schip dreef terug en veroorzaakte schade in de eigen gelederen. Men bestookte elkaar met pijlen en met ste nen. Melis Stoke, die wellicht ooggetuige was, vertelt, dat de geallieerden beschikten over 60 „springalen", die zware pijlen af schoten, en over 200 bankarmborsten bene vens nog 1000 gewone armborsten. Toch waren de Vlamingen eerst aan de winnende hand. Ze veroverden 3 schepen en sloegen ieder dood die er in was. Daarentegen ver loren zij een prachtig schip, de „Orgueilleu- se", met veel zonen van rijke Brugse poor ters aan boord. Het gevecht duurde de hele nacht door. Men legde aan boord vuren aan en bekogelde elkaar met brandende stukken hout. Toen het licht werd, bleken de Vlaam se schepen verstrooid te zijn. De Franse ga leien, die tot dat ogenblik in de achterhoede gehouden waren, braken er doorheen en vol tooiden de overwinning. Gwijde zelf werd gevangen genomen. Het beleg werd nu opgebroken en Willem deed een zegevierende intocht in Zierikzee. Twee en een halve eeuw lang, tot aan de Hervorming, hebben de burgers van deze stad door een grote processie het ontzet ge vierd. De „wich op Goude" (slag op de Gouwe), een der merkwaardigste zeeslagen van de hele middeleeuwen, is behalve door Melis Stoke uitvoerig beschreven door de Franse kroniekschrijver Guiart en door een anonie me Gentse minderbroeder (Annales Ganden- ses). Lit.: J. J. de Smet, 1845. Mémoire sur la guerre de Zélande (1303-'05). Brussel, 39 pp. W. B. HERTUM, JACOBUS VAN. Goes 4.1.1805 - Middelburg 20.12.1849. Studeerde van 1826- 1830 aan de Rijksveeartsenijschool te Utrecht en was vervolgens werkzaam als Rijksvee arts le kl. te Zierikzee. Op 18 okt. 1839 werd hij tot eerste Provinciale Rijksveearts van Zeeland benoemd ter standplaats Middel burg. Hij heeft vooral grote verdienste t.a.v. de bestrijding van de longziekte onder het rundvee in Zeeland gehad. Tegen de publie ke opinie in wist hij door te drijven, dat alle besmet vee werd afgemaakt om uitbreiding van de ziekte te voorkomen. Dit had inder daad het gewenste gevolg, zodat de ziekte in Zeeland tot slechts 16 stallen beperkt bleef, terwijl in andere delen van het land honderden runderen aan de longziekte stier ven. Voor zijn optreden tijdens het heersen van de longziekte ontving hij van de Com missie van Landbouw in Zeeland in 1844 een bronzen medaille, terwijl de Z.L.M. hem in 1848 een gouden medaille verleende. In 1837 had hij reeds een gouden medaille van de Koning ontvangen wegens zijn verdienste bij de koepok-inenting. Hij schreef verscheidene publikaties op vee- artsenijkundig en landbouwkundig gebied, waarvan de belangrijkste zijn: Verhandeling over de besmettelijke longziekte van het rundvee, en de maatregelen en middelen om dezelve af te weren en te stuiten, le dr. 1839, 2e dr. 1842; Bijdrage tot de kennis en verbetering der paardenfokkerij in de pro vincie Zeeland, 1843; Landbouwkundige be schrijving van een gedeelte der provincie Zeeland, betreffende hoofdzakelijk de eilan den Walcheren, Schouwen, en Zuid- en Noord-Beveland, Tijdschr. t. Bevordering v. Nijverheid 3 (1836), pp. 171-224; Beschrijving van de voornaamste werktuigen en gereed schappen bij den Zeeuwschen landbouw en de veeteelt in gebruik, De vriend van den landman 11 (1847), pp. 345-398. 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 11