kantszoon. Doorliep het Gymnasium te Kam
pen en studeerde aan het „Athenaeum lllu-
stre" te Amsterdam, later aan de Universiteit
te Leiden. Promoveerde op 5 maart 1875 op
een proefschrift getiteld: „Eerste bijdrage tot
een meer nauwkeurige kennis der sessile
Cirripediën", waarin embryologische en ana
tomische bijzonderheden van verschillende
zeepokken* werden beschreven. Bewerkte op
aanbeveling van Charles Darwin de tijdens
de beroemde Challenger-expeditie (1873-
1876) verzamelde Cirripediën en Pycnogoni-
den*, tijdens zijn assistentschap bij Prof. C.
K. Hoffmann te Leiden. Tot 1 april 1888 le
raar aan de H.B.S. en het Gymnasium te
Leiden. Bij K.B. van 7 februari 1888 benoemd
tot wetenschappelijk adviseur voor visserij
zaken. De eerste bioloog in dit toen nieuwe
ambt. In 1873 lid van de in 1872 opgerichte
Nederlandse Dierkundige Vereniging. In 1876
benoemd tot Secretaris van de Commissie
voor het Zoölogisch Station der N.D.V. In
1884 benoemd tot Secretaris van de N.D.V.
Belangrijk voor Zeeland was een begin te
hebben gemaakt met geregeld zee- en vis-
serijonderzoek op de Schelde en de Zeeuwse
Stromen, waartoe het houten, verplaatsbare
Zoölogisch Station in 1877 en 1884 werd op
geirokken te Vlissingen, in 1881 en 1882 te
Bergen op Zoom en in 1883 te Tholen. In
en vanuit dit verplaatsbare laboratorium, dat
van 1881 tot en met 1883 ook nog over een
hulpafdeling te Wemeldinge beschikte, be
gonnen gedurende de zomermaanden op
vrijwillige en belangeloze basis uitgebreide
onderzoekingen aangaande de marine fauna
en o.a. speciaal betreffende de anatomie, de
levenswijze en de voortplantings- en ontwik
kelingsgeschiedenis van de oester, waartoe
de belangstelling van vele Nederlandse zo
oiogen gebundeld en gericht werd.
In 1889 tevens directeur van het dan perma
nent te Den Helder gevestigde Zoölogisch
Station, waarvan het stenen gebouw in 1890
gereed kwam. Een overeenkomst tussen de
Regering en de N.D.V. leidde tot een com
binatie van het Adviseurschap voor visserij
zaken met het Directoraat van het Zoölo
gisch Station, met als basis het Zoölogisch
Station te Den Helder.
Eerste Secretaris-Generaal van de Perma
nente Raad voor het Onderzoek der Zee te
Kopenhagen, welke in 1902 werd opgericht.
Teruggeroepen door de regering in 1907.
Zijn dienst met medewerkers werd in 1912
gereorganiseerd tot het Rijksinstituut voor
Visserijonderzoek*, met Haarlem als hoofd
kwartier en een filiaal te Den Helder.
De naam „Dr. P. P. C. Hoek" werd verleend
aan het op 15 december 1955 in dienst ge
stelde nieuwe onderzoekingsvaartuig V.O. 2,
welk schip werd ingezet ten behoeve van
het onderzoek in en vanuit het op 11 juli
1955 te Wemeldinge gevestigde veldlabora-
torium van het Rijksinstituut voor Visserij-
onderzoek (afdeling oester- en mosselcul
tuur). De onthulling van de scheepsnaam
„Dr. P. P. C. Hoek" werd verricht door me
vrouw J. L. Redeke-Hoek (een dochter) aan
„De Val" te Wemeldinge.
A. C. D.
HOLLESTELLE, ADRIAAN. Colijnsplaat 7.5.
1832 - Tholen 29.3.1922. Afkomstig uit een
zeer armoedig arbeidersgezin. Zijn vader,
dis lezen noch schrijven kan, overlijdt 18 dec.
1833, het gezin onverzorgd achterlatend. H.
wordt op jonge leeftijd koewachter. Op 13-
jarige leeftijd veldarbeider, daarna dijkwer
ker. 's Winters naar de avondschool. Be
kwaamt zich tot onderwijzer en slaagt in
1854. Ondermeester te Goes en Scherpenisse.
Slaagt in 1854 voor het examen landmeter.
In 1859 werkbaas bij de calamiteuze polders
Molen en Nieuwlande. Na goed afgelegd
examen opzichter van de Breede watering
bewesten Yerseke (1863). Eind 1863 opzichter
van de Rijkswaterstaat met standplaats ElIe-
woutsdijk, in 1867 overplaatsing naar St.
Maartensdijk. In deze jaren bestudeert H. de
waterschapsgeschiedenis, waarbij vooral op
de terreinvorming wordt gelet. In het Archief
van het Zeeuwsch Genootschap van 1879 en
1880 verschenen resp. een poldergeschiede
nis van het eiland Tholen (in 1919 verschijnt
een 2e aanmerkelijk uitgebreide druk) en
een beschrijving van het in de 16e eeuw
overstroomde Noord-Beveland (dl. IV, 2e st.
en dl. V, le st.). Deze publikaties zijn mede
van groot belang voor de geografische ge
schiedenis van Zeeland. Wordt in 1883 over
geplaatst naar Tholen, in 1889 lid van de
Provinciale Staten van Zeeland voor de anti
revolutionaire partij. In 1897 ziet zijn Ge
schiedkundige beschrijving van Tholen en
omstreken het licht. In deze tijd verschijnen
van hem publikaties over het oude munt
stelsel, die de toets der kritiek niet kunnen
doorstaan, evenmin als zijn studie over De
Honte en het eiland Borssele (1907), waarin
hij zich op rechtshistorisch terrein begeeft.
Lit.: M. P. de Bruin, 1962. Adriaan Hollestelle en zijn
,,Levensboel<". Archief Zeeuwsch Genootschap, 47-94.
M. P.
HUET, DAMNES PIERRE MARIE. Amsterdam
7.12.1827 - Goes 9.4.1895. In zijn theologische
studietijd te Amsterdam, Leiden en Montau-
ban Fr., ging het telkens weer mis. Eindelijk
afgestudeerd, is hij door bemiddeling van
ds. O. Heldring in Afrika beland, niet van
plan predikant te worden. Hij kwam in de
redactie van een tijdschrift, maar ook dit
mislukte, omdat hij anders dacht over het
rassenvraagstuk. Eind 1857 wordt hij toch tot
het predikambt „geordend" en stond te Lij
densburg, Ladysmith en Pieter Maritzburg.
Uit deze tijd stammen zijn „Afrikaansche Ge
dichten" en „Het lijden dezer wereld".
49