Lit.: P. J. van der Feen, 1963. Hoe en wanneer zijn wilde konijnen in Europa verspreid geraakt? - Biol. Jaarb. Dodonaea, 31 237-243. v. B. J. KOORTSEN. Zeeuwse, of Moeraskoortsen. Hieronder wordt veelal malaria* verstaan, maar het is gebleken, dat ook influenza, ty phus, paratyphus en dysenterie, wellicht zelfs nog andere ernstige ziekten, de oorzaak kunnen zijn van de koortsverschijnselen. De Zeeuwse koortsen kwamen vooral voor on der militairen, vreemde landarbeiders en ar me ingezetenen. Het optreden van dit com plex van koortsverwekkende ziekten werd veroorzaakt door gebrek aan zuiver drink water, slechte riolering, inundaties, primitieve legering van vreemde landarbeiders en sol daten, ongunstige voedingstoestand en on voldoende medische verzorging. Berucht is de aantasting door Zeeuwse koortsen van het Engelse expeditieleger, dat eind juli 1809 bij Vlissingen aan land ging en tot december 1809 op Walcheren verbleef. Van de 40.000 man werden er in verloop van tijd bijna 13.000 ziek, sommige met dodelijke afloop. In de 18de eeuw is onder de Salzburger emi granten* een dergelijke ernstige epidemie van Zeeuwse koortsen opgetreden. In beide gevallen was het niet alleen malaria, maar eveneens typhus en dysenterie. Al kan elk der samenstellende aandoeningen nog incidenteel optreden, de Zeeuwse koort sen als verzamelbegrip zijn verdwenen nadat de hygiënische, sociale en economische om standigheden gunstiger werden en de me dische verzorging op het platteland verbe terde. Lit.: H. Doeleman, 1946. De malaria-epidemie te Mid delburg in de jaren 1940 tot en met 1945, benevens een onderzoek van parasietendragers. - Proefschr. Leiden, Goes. 126 pp. k. 1-6; N. H. Swellengrebel A. de Buck, 1938. Malaria in the Netherlands. Amsterdam, 267 pp.; N. H. Swellengrebel P. J. J. Honig, 1926. Bijdrage tot de geschiedenis der malaria in Nederland, 3de mededeling: de juiste plaats der plasmodiose in de rij der moerasziekten. - Ned. Tijdschr. Geneesk. 70, 2de helft, 289-300. V. B. J. LANDBOUWORGANISATIES. In het voet spoor van de in de Napoleontische tijd van overheidswege (1805) tot stand gekomen Commissiën van Landbouw ontstond in 1843 als vrije organisatie de Zeeuwse Landbouw Maatschappij. Hoewel niet de oudste provin ciale landbouworganisatie, was het de eerste Maatschappij die werkelijk alle provinciale landbouwbelangen behartigde. Daarom werd zij ook het voorbeeld voor daarna opgerich te zustermaatschappijen. Eerste voorzitter was de gentleman-farmer C. Vis, griffier van de Staten van Zeeland. De Maatschap pij heeft in de eerste bestaansperiode in het algemeen een gelukkige samenwerking we ten te bereiken tussen de leden-heren en de leden-boeren. Grote bekendheid en ook gro te invloed verkregen de grote ledenvergade ringen en daar gehouden inleidingen, de tentoonstellingen en de behandeling van vraagpunten, welke zich van onderwerpen als „den zedelijken en materiëelen toestand der bevolking" tot die over „drainage", „guanobemesting", „paardenfokkerij" en „suikerbietenteelt" (als compensatie voor de verdwijnende meekrapteelt) uitstrekten. In de bestuursperiode van de zeer dynamische G. A. Vorsferman van Oyen (later secretaris) vielen de eerste bemoeiingen met het onder wijs door de aanstelling tot „wandelleeraar" van de Limburger Gorten. Via het instituut van de lokale landbouwcursussen leidde dit uiteindelijk tot het stichten van vele lagere landbouwscholen. In 1909 werd mej. van Prooye op kosten van de Mij. naar Vlaande ren gezonden voor een opleiding voor on derwijs van meisjes. Vele duizenden platte landsmeisjes hebben inmiddels dit onderwijs gevolgd; de Mij. administreert momenteel 9 landbouwhuishoudscholen verspreid over de gehele provincie. in 1903 ontstond de R.K. Boerenbond van Zeeuwsch-Vlaanderen (oost), gebaseerd op 16 parochiale boerenbonden, en in West Zeeuwsch-Vlaanderen de Christelijke Boeren bond. In 1918 werd van protestants-christelij ke zijde het katholieke voorbeeld gevolgd en werd de Christelijke Boeren- en Tuinders- bond opgericht, wat ook in Zeeland tot een provinciale organisatie leidde. Na de tweede wereldoorlog kwam er een landelij ke samenwerking tot stand tussen de drie centrale landbouworganisaties en de drie landarbeidersbonden in de vorm van de Stichting van de Landbouw, waaruit in 1954 het publiekrechtelijk orgaan, het Landbouw schap, voortkwam. Het Landbouwschap wordt in Zeeland vertegenwoordigd door een Gewestelijke Raad. De landbouworganisaties zijn na 1945 nog blijven groeien. De R.K. organisatie is een onderdeel geworden van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond. Aangenomen mag worden dat ten minste 70% van de Zeeuwse boeren en tuinders in een standsorganisatie zijn georganiseerd (landelijk 60%). De R.K. organisatie telt haar meeste leden in Zeeuwsch-Vlaanderen en op Zuid-Beveland; de C.B.T.B. op Walcheren; de Z.L.M. over de gehele provincie. De Z.L.M. geeft het Zeeuws Land- en Tuinbouwblad uit (oplage 10.000 stuks). De leden van de beide andere organi saties lezen edities van hun landelijke orga nisatiebladen. De opbouw der organisaties is in 't alge meen krings- en afdelingsgewijze. Naast de beleidssfeer, welke de besturen waarnemen, geschiedt de directe service aan de leden o.a. via de reeds genoemde Land- en Tuin bouwscholen en Landbouwhuishoudscholen en voorts boekhoudbureau's (belastingtech nisch en bedrijfseconomisch), grond-, pacht- 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 19