steekt als een vreemde bult ongeveer 5 m NAP boven het overige landschap uit. Het is de enige plaats in Nederland, waar deze oudste mariene afzetting van het Pleistoceen aan de dag treedt. Van één van de ontslui tingen is daarom een geologisch natuurre servaat gemaakt. De hierboven genoemde tertiaire en oudste kwartaire afzettingen worden verder vrijwel overal in de ondergrond in diepe boringen aangetroffen. Vermeld dient evenwel te wor den, dat in het oostelijk deel van de provin cie, zowel op Schouwen als in Tholen en het oostelijk deel van Zuid-Beveland tevens het Midden Mioceen (Zanden van Antwerpen) aangetroffen werden in tegenstelling tot het westelijke deel van de provincie. De mariene oud-pleistocene afzetting van het Icenien hebben in Zeeland een grillige verbreiding. In het zuiden van de provincie beginnen ze in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen op te treden in de uitstekende kop van Kloosterzande, Hontenisse en Perkpolder. De dikte is hier echter zeer gering (tot 2 m). Verder komen ze voor in het westen van Walcheren, in een deel van Zuid-Beveland, in een zeer klein deel van Noord-Beveland, geheel Schouwen en St.-Philipsland en voor een deel mogelijk ook op Tholen. In ouder dom kunnen ze ten dele gecorreleerd wor den met het Praetiglien en het Tiglien. Naar het noorden neemt de dikte sterk toe en be draagt bv. onder Rotterdam ruim 230 m. Na de afzetting van het Icenien werd het gebied reeds in de oud-pleistocene tijd (Ti glien) ingesneden door een zeer brede en diepe erosiegeul, de zg. Vallei van Zeeland, die te beschouwen is als een mogelijk oud Maas-estuarium. Het diepste punt voor zover tot op heden bekend van deze vallei werd bereikt in de boring Halsteren en wel op 78.30 m NAP. In Tholen is in één boring een diepte bekend van 73.50 m NAP. Door deze erosie is vermoedelijk zeer veel van de bovenste lagen en plaatselijk ook het gehele Icenien verloren gegaan. De op vulling van de Vallei van Zeeland heeft voornamelijk plaats gehad tijdens het Ti glien. Het is echter mogelijk dat zij nog in latere tijden voortgang gevonden heeft. De ze opvullingen van fluviatiele oorsprong staan in het Nederlandse gebied bekend on der de naam van „Afzetting van Halsteren". Plaatselijk zijn deze afzettingen sterk aange tast door de vorming van kreken in het jong ste Holoceen. De zuidelijke grens wordt ge vormd door een lijn ongeveer verlopende vanaf Biggekerke op Walcheren via Vlissin- gen, zuidelijke grens van het Zuid-Sloe, 's-Heerenhoek, Ellewoutsdijk, de Griete en Graauw naar de Belgische grens. Gedeeltelijk op deze Afzetting van Halste ren, doch in het grootste deel van Zeeuwsch- Vlaanderen ook op oudere afzettingen, lig gen in Zeeland brak-mariene en continenta le afzettingen uit het Boven Pleistoceen, die samengevat worden onder de naam „Afzet ting van Vlissingen". Deze omvat de een heden Formatie v. Schouwen en Formatie v. Twente. De naam is ontleend aan de sluisput te Vlissingen (1952). De Formatie van Schouwen is te plaatsen in het interglaciaal Riss-Würm. De bij deze for matie behorende afzettingen werden derhal ve in een warme tijd afgezet in een brak- marien milieu. Ze omvatten de eerste ma riene opvullingen van de Vallei van Gent. De formatie wordt op vele plaatsen in Zee land aangetroffen, doch ontbreekt bv. in het oostelijke deel van Zeeuwsch-Vlaanderen en het oostelijk deel van Zuid-Beveland. De Formatie van Twente omvat de perigla- ciale afzettingen, welke onder invloed van klimaatsomstandigheden gedurende de laat ste ijstijd (Weichselien) ontstaan zijn. Zij be staan uit, grotendeels onder invloed van de wind afgezette, fijne zanden (dekzand) met ingeschakelde leemlagen en een aantal gyttja- en venige gyttja-laagjes. De dekzand- afzettingen vertonen aan hun oppervlak een aantal ruggen die een ZW-NO-richting heb ben. Behalve in het zuidelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen zijn deze afzettingen overdekt door jongere afzettingen zodat ze zich niet in de huidige topografie aftekenen. In de bouwput van de nieuwe grote zee- vaartsluis bij Terneuzen was destijds een fraaie ontsluiting van deze formatie te zien. Het pakket bestond daar uit dekzand met vele leemlagen en ingeschakelde gyttjalagen, waarin veel kryoturbate verschijnselen voor komen. Tevens werden in deze put verschei dene resten van zoogdieren gevonden zoals Mammuthus primigenius (mammoeth), Coe/o- donta antiquitatis (wolharige neushoorn), Bi son priscus (steppenwisent), Cervus Megace- ros) giganteus (reuzenhert), e.a. Ongeveer 10.000 jaar geleden werd het pleistocene tijdvak beëindigd en vond een merkbare klimaatsverbetering plaats. Hier door ontstond een nieuwe geologische cyclus waarin wij nu leven, nl. het Holoceen. Dit Holoceen is als volgt onderverdeeld: Subatlanticum 2.900 j Subboreaal 5.300 j Atlanticum8000 j Boreaal 8.700 j Preboreaal 10.300 j Door klimaatsverbetering vanaf het begin van het Holoceen steeg de zeespiegel door het afsmelten van de ijskappen. Deze rela tieve zeespiegelrijzing kan bepaald worden aan de hand van dateringen van de veenla gen die in het holocene pakket voorkomen. In onderstaande grafiek (S. Jelgersma, 1961) is deze zeespiegelrijzing voor Zeeland weer gegeven. De hierbij behorende ouderdoms- bepalingen (C-14 bepalingen) in jaren zijn gerekend vanaf heden (absolute ouderdom). In het holocene pakket is een grote differen- 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 31