burg misschien deel uitgemaakt van een kust
verdedigingssysteem dat tot doel had, weer
stand te bieden aan invallen van Germanen
(Chaukische zeerovers) sedert 172-174 n. Chr.,
en later aan die der Franken en Saksen. In
tegenstelling tot Oudenburg, dat in de 4e
eeuw nog een belangrijke versterking was,
schijnt Aardenburg reeds kort na 270 n. Chr.
zijn betekenis te hebben verloren het zij
door militaire oorzaken of doordat het ge
bied rond Aardenburg minder goed bewoon
baar werd door het optreden van overstro
mingen (zie Duinkerke-ll-transgressie) of door
een samenspel van beide oorzaken. Ook uit
het overige deel van Zeeland zijn ruim na
het midden van de derde eeuw nauwelijks
of geen vondsten uit de Romeinse tijd be
kend.
Burgerlijke nederzettingen, daterende uit de
1ste tot in de 3de eeuw, voor het merendeel
toe te schrijven aan een agrarische bevol
king, lagen evenals dit in de Ijzertijd het
geval was, voornamelijk in het kustgebied,
d.w.z. op het tegenwoordige Walcheren en
Schouwen. In Brabers bij Haamstede is een
dergelijke nederzetting uitvoerig onderzocht
(zie Brabers). Van Zuid-Beveland, Noord-Be
veland en Tholen zijn slechts enkele, zeer lo
kale vondsten uit de Romeinse tijd bekend.
Vermoedelijk woonde men in deze eenzame
en moerassige gebieden niet ver van de
vroegere beddingen van de Schelde en de
Striene of daarin uitmondende riviertjes.
Welke volksstam(men) er in het begin van de
jaartelling in Zeeland woonde(n), is nog niet
geheel bevredigend beantwoord. Er wordt
wel gedacht aan de volksstam der Menapii.
Verschillende in het Zeeuwse gewest gevon
den inheemse aardewerktypen doen inder
daad een nauwe relatie vermoeden met hef
tegenwoordige West-Vlaanderen. Het betreft
hier handgevormd, zachtgebakken inheems
aardewerk met eenvoudige versieringen
(d.m.v. nagelindrukken of ingekraste lijnen)
en het zogenaamde Vlaams-Romeinse aarde
werk dat op een draaischijf is vervaardigd,
een hogere baktemperatuur heeft gehad (Ro
meinse invloeden), maar dat nog gedeeltelijk
de oude inheemse versieringsmotieven ver
toont.
Lit.: M. Bauwens-Lesenne, 1963. Oudheidkundige Reper
toria, IV. Bibliografisch repertorium der oudheidkun
dige vondsten in Westvlaanderen (vanaf de vroegste
tijden tot aan de Noormannen). Brussel; J. E. Bogaers,
1959. Militaire en burgerlijke nederzettingen in Ro
meins Nederland, in: Honderd eeuwen Nederland, An
tiquity and Survival, II, 5-6. 's-Gravenhage; J. Breuer,
1946. Romeinsch België. Antwerpen/Amsterdam; A. W.
Byvanck, 1931-1947. Exerpta Romana - De bronnen
der Romeinsche Geschiedenis van Nederland, l-lll.
's-Gravenhage; idem, 1943. Nederland in den Romein-
schen tijd, l-ll. Leiden; M. van Empel en H. Pieters,
1935. Zeeland door de eeuwen heen, I. Middelburg;
P. J. van der Feen, 1952. Geschiedenis van de bewo
ning van Walcheren tot 1250, in: Verslagen van land
bouwkundige onderzoekingen 58.4; De bodemkartering
van Walcheren, 147-160. 's-Gravenhage; A. Hondius-
Crone, 1955. The Temple of Nehalennia at Domburg.
Amsterdam; S. J. de Laet, 1960. Schets van het ontstaan
en de ontwikkeling van stedelijke agglomeraties in
Noord-Gallië in de Romeinse tijd, in: Med. v. d. Kon.
Vlaamse Ac. voor Wetensch., Lett, en Schone K. van
België, Klasse der Left. XXII, 6. Brussel; idem en J. A.
Trimpe Burger, 1961 en 1964. Kroniek District E: Oost-
Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeland; in: Helinium
I, 2 en idem IV, 1; P. Lambrechts, 1953. De streek tussen
Noordzee en Schelde tijdens de Romeinse Overheersing,
in: Voorlichtingenreeks nr. 15 v. h. Oostvlaams Verb,
van de Kringen voor Gesch., Gent; K. H. Marschalleck,
1959. Römisches Schuhwerk an Rhein- und Scheldemün-
dung mit einer Zusammenstellung provinzialrömischer
Schuh- und andere Lederfunde, in: Ber. R. O. B. 9:68-84;
J. Mertens, 1958. Oudenburg en de Vlaamse Kustvlakte
tijdens de Romeinse periode, Archaeologia Belgica 39.
Brussel; J. Mertens, 1962. Oudenburg et Ie Litus Saxoni-
cum en Belgique, in: Helinium, II, I en Archaeologia
Belgica 62. Brussel; J. A. Trimpe Burger, 1958. Het Oud
heidkundig Bodemonderzoek in Zeeland, in: Zeeuws
Tijdschrift 8: 68-78, 116-128; J. A. Trimpe Burger, 1960-
1961. Beknopt overzicht van het oudheidkundig bodem
onderzoek in het Deltagebied, in: Ber. R. O. B. 10/11:
195-209; H. van de Weerd, 1940. Het economisch bloei
tijdperk van Noord-Gallië in den Romeinschen tijd,
in: Med. v. d. Kon. Vlaamse Ac. voor Wetensch.,
Lett, en Schone K. van België, Klasse der Lett., 4. Brus
sel; idem, 1944. Inleiding tot de Gallo-Romeinsche Ar
cheologie der Nederlanden. Antwerpen; H. van Wer-
veke, 1965. De Oudste Burchten aan de Vlaamse en
Zeeuwse kust, in: Med. v. d. Kon. Vlaamse Ac. voor
Wetensch., Lett, en Schone K. van België, Klasse der
Lett. XXVIII. Brussel.
T. B.
SAAFTINGE. Een in de middeleeuwen zeer
welvarende landstreek, waarin verschillende
dorpen lagen, zoals Saaftinge-St. Marie,
Weele en Casuwele.
Vrije Heerlijkheid van de Vlaamse Graven,
met eigen keure, 1263. Bij stormvloeden in
1570 en 1574 en door oorlogsgeweld in 1584
geheel door het water verzwolgen.
Het 3000 ha metende „Verdronken Land van
Saeftingen", gelegen in het oostelijk deel van
de gemeente Clinge, in Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen en omspoeld door de Wester-
schelde, is thans een vreemd en merkwaar
dig schorren- en krekengebied, met uitge
strekte watervogelbroedplaatsen.
Br.
SCHEEPSBOUW (zie ook scheepvaartge
schiedenis).
SCHEEPVAARTGESCHIEDENIS. 1. WATER
WEGENHAVENS EN SCHEEPVAARTVER
KEER. De kustlijnen van de Zeeuwse eilanden
en Zeeuwsch-Vlaanderen hebben zich in de
loop van de geschiedenis herhaaldelijk ge
wijzigd. Door de ligging en gesteldheid van
zijn waterwegen was Zeeland al sedert de
Romeinse tijd een verkeersknooppunt in oor
log en vrede. Dit dubbel strategisch belang
kwam in de 14e eeuw tot uiting met betrek
king tot de handel, toen op de vaarweg naar
Antwerpen verschillende tollen ingesteld
werden, waarvan de oudste en de belang
rijkste de Tol van lersekeroord was. De grote
route naar Antwerpen liep op dat ogenblik
over de Oosterschelde. Toen zich in de loop
van de 14e eeuw een grote natuurlijke uit
dieping van de Honte voordeed, verplaatste
74