een uitgebreide studie mogelijk gemaakt.
Zo is bijvoorbeeld een bouwput ten behoeve van
de nieuwe tunnel onder de Schelde (E 3) ge
deeltelijk uitgegraven in een geweldig pakket
taaie klei. Dit kleipakket komt ook onder vrij
wel geheel Zeeland voor en is ontstaan in een
vrij diepe zee gedurende het Midden-oligoceen
(Rupelien). Deze stratigrafische aanduiding
geeft ook een bepaalde ouderdom aan, namelijk
ongeveer 37.000.000 jaar. De op deze klei liggen
de lagen behoren tot het Midden-mioceen en
bestaan uit zand, waarin zich vele fossiele schel
pen bevinden.
In het centrum der stad werden in een bouw
put voor een ondergrondse parkeergarage dikke
schelpenbanken aangetroffen in de zgn. „Zan
den van Antwerpen", afzettingen, welke tot
het Boven-mioceen behoren. Overblijfselen van
het vroegere leven in deze zanden komen ook
in Zeeland voor. Ze worden in een vaak fraai
geconserveerde toestand opgespoeld uit de zich
nu en dan wat wijzigende bedding van de
stroom der Schelde, waarbij wij te maken heb
ben met lagen van min of meer dezelfde sa
menstelling en ouderdom.
In noordelijke richting duiken deze genoemde
lagen dieper weg. Afzettingen van jongere da
tum, stratigrafisch aangeduid met Plioceen, lig
gen daar in de vorm van tientallen meters dik
ke pakketten zand. Het is in de omgeving van
Lillo, dat in deze zandlagen een tunnel wordt
aangelegd onder het kanaal, dat in de toekomst
de nieuwe grote zeesluis van Zandvliet met het
havengebied van Antwerpen gaat verbinden. De
excursie werd hier onder de druk van zware
hagel- en sneeuwbuien besloten, maar niet eer
der dan nadat veel zeer fraai materiaal ter
nadere determinatie was verzameld. Het ging
hierbij voornamelijk om dezelfde fossielen als
die welke in Zeeland door de zee als typisch
extra element op onze stranden worden gewor
pen en daardoor de kust verlevendigen.
De excursie en ook de gezamenlijke maaltijd
op de terugweg werd meegemaakt door 7 leden
en 3 donateurs.
De avondvergadering, waaraan 9 leden en 6 do
nateurs deelnamen, leverde verschillend ge
richte uiteenzettingen op. O.a. werd gediscus
sieerd over de inzichten van Glibert, de Heinze-
lin en jongere onderzoekers met betrekking tot
de stratigrafie, het contact met andere werk
groepen, de waakzaamheid voor de collecties in
de eigen provincie en de registratie daarvan.
Tevens kwam duidelijk de plaats naar voren,
die de palaeontologische verzameling van het
Zeeuws Museum inneemt, zodat het niet kon
uitblijven, dat ook het beheer er van ter sprake
kwam.
Voor de maand mei staat een excursie naar het
Land van Waas op het programma.
Plet aantal leden van het Genootschap, dat lid
is van de werkgroep bedraagt thans 18, terwijl
er 9 donateurs zijn toegetreden. Samen werd dit
een te lange lijst, om in deze Mededelingen op
te nemen. De minimum bijdrage van de dona
teurs is gesteld op 2,50.
Vooruitzichten van de E.E.G.
Op 30 maart jl. hield dr. A. Mozer, kabinetchef
van dr. S. L. Mansholt, vice-voorzitter van de
commissie van de Europese Economische Ge
meenschap, een lezing voor het Zeeuwsch Ge
nootschap der Wetenschappen over het onder
werp: Vooruitzichten van de E.E.G.
Spreker ving zijn voordracht aan met een uit
eenzetting van de redenen, waarom hij zich zelf
als een gepredestineerd Europeaan beschouwt.
Hij is geboren Hongaar, later „vanzelf" Duitser
geworden en heeft eindelijk, na de tweede we
reldoorlog honoris causa de Nederlandse natio
naliteit verworven. Een van de 10 miljoen
mensen, die in de laatste 50 jaar gehernationa-
liseerd of displaced zijn.
Met een dergelijke levensloop achter zich krijgt
men oog voor een vorm van integratie, waarin
niet een enkele staat de boventoon voert, maar
alle een statenbond vormen.
Na de tweede wereldoorlog was het voor het
gebalcaniseerde Europa welhaast een levens
noodzaak om te komen tot eenheid, om zo in
groter verband een stem te krijgen in het ka
pittel der grote mogendheden. Als katalysator
diende toen het Marshallplan. De integratie van
geheel Europa liep echter op een mislukking uit:
verschillende staten wensten niet mede te wer
ken, o.m. Polen, Tsjecho-Slowakije en Rusland.
Bovendien vonden verschillende Europese rege
ringen het beneden hun waardigheid om met
zwakke broeders aan een conferentietafel te
gaan zitten.
In het jaar 1948 werd te Den Plaag het eerste
Congres van de Europese Beweging gehouden,
waar alle vrije Europese landen vertegenwoor
digd waren. Men besloot toen op korte termijn
te komen tot een Europees parlement en rege
ring. Anderhalf jaar later kwam inderdaad te
Straatsburg de Europaraad bijeen. Dit parlement
is echter niet meer dan een gesprekscentrum;
het is zeker niet een instantie met regerende
macht bekleed. Slechts 6 van de deelnemende
landen bleken bij de oprichting van de Kolen-
en Staalgemeenschap bereid een deel van hun
souvereiniteit over te dragen aan een superna-
tionaal lichaam.
Toen 1950 het herstel naar binnen in de
meeste Europese staten voltooid was, en men de
mogelijkheden begon te onderzoeken om een
Europese Verdedigingsgemeenschap in te stel
len, bleek men ook hier op onoverkomelijke be
zwaren te stuiten, zoals o.m. een eventuele
Duitse bijdrage aan de collectieve beveiliging
der vrije Europese staten. In 1954 verwierp het
Franse parlement het EDG verdrag. De hieraan
94