Emile Lockefeer n.v. HULST TERNEUZEN 1450 zijn beslag heeft gekregen. De Grote Raad in engere zin (nl. als rechtspre kend college) was hof van appèl van verschil lende provinciale hoven in de Bourgondische gebieden. In feite dus een Benelux-hof avant la lettre. In 1581 maakte het noordelijk deel der Nederlanden zich los van het zuiden. De rol van de Grote Raad van Mechelen was toen dus voor wat betreft Noord-Nederland uitgespeeld; haar functies werden gedeeltelijk overgenomen door de Hoge Raad te Den Haag, die in 1581 werd ingesteld, echter slechts competent was voor het territoir van Holland en Zeeland. Tot het jaar 1473 was de Grote Raad een ambu lant college, dat geregeld met de vorst (Karei de Stoute) meetrok, om hem overal, waar nodig, van advies te dienen. In 1473 voerde Karei de Stoute, met het oog op het door hem zo< vurig gewenste, en bijna verkregen koningschap, ver schillende reorganisaties door, waaronder ook de naamsverandering van de Grote Raad (die in het vervolg Cour Souverein en Parlement zou heten) en het aanwijzen van een vaste standplaats aan het college, nl. te Mechelen. Na de dood van Karei werden deze hervormingen door het Groot-Privilege grotendeels te niet ge daan: de raad werd weer ambulant. Bovendien werd bepaald, dat zij twee-talig moest zijn, het geen in de praktijk er op neer kwam, dat in het Diets gestelde getuigenverklaringen en pleit nota's door een vertaalbureau in het Frans wer den vertaald. De president moest drie-talig zijn: d.w.z. zich in het Frans, Nederlands en Latijn kunnen uitdrukken. Uit de sententies blijkt, dat de Grote Raad van Mechelen uitsluitend optrad als appèl-college. Ook als de vorst zich begaf naar gebieden, waar een min of meer ernstige rebellie was uitgebro ken (Gouda en Leiden b.v.) behandelde zij slechts zaken in hoger beroep. Zij trad nooit op als standgerecht. Na de pauze gaf professor De Smidt nog ver schillende voorbeelden van de werkzaamheden van de Grote Raad aan de hand van casus posities, waarbij Zeeuwen betrokken waren. Met nadruk wees hij op het feit, dat de minuten- verzameling bestaat uit verbeterde concepten, waardoor de bestudering uiterst lastig is. Professor De Smidt overhandigde aan de voor zitter nog een geschenk voor het Zeeuwsch Genootschap, nl. „De Inventaris en beschrijving van de processtukken (dossiers) behorende tot de beroepen uit Holland, berustende in het Ar chief van de Grote Raad te Mechelen" (2 delen) door mr. J. C. Andries met een inleiding van J. Th. de Smidt. Het boekwerk werd door mr. Moolenburgh in dank aanvaard en volgens usance in bruikleen gegeven aan de Provinciale Bibliotheek van Zeeland. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 60