Schouwen-Duiveland 157.0 Tholen en St. Philipsland 144.2 Kanaalzone Walcheren 148.1 Overige gemeenten Walcheren181.6 Noord- en Zuid-Beveland 158.4 West-Zeeuwsch-Vlaanderen 128.8 Kanaalzone O.-Zeeuwsch-Vlaanderen 142.1 Overige gem. O.-Z.-Vlaanderen 162.9 Middelburg 147.2 Vlissingen 153.5 Goes 140.9 Terneuzen 143.9 Nieuwvliet 56.7 Cadzand 92.6 's-Heerenhoek230.4 Hulst 180.2 Zeeland 151.9 Nederland 167.9 's-Heerenhoek heeft het hoogste cijfer van Zeeland, Nieuwvliet het laagste van Ne derland. In West-Zeeuwsch-Vlaanderen is de vruchtbaarheid gering, in de Rooms-Katho- lieke streken is zij hoog. De hoge cijfers op Walcheren hangen samen met de sterk pro- testants-christeli|ke inslag, met name met het percentage gereformeerden. Merkwaardig is het lage cijfer voor Tholen en St. Philipsland. De grotere steden ontlopen elkaar niet veel; wel liggen zij laag. Leeftijdsopbouw Een ongunstige leeftijdsopbouw hangt ook samen met de hoogte van het vertrekover- schot. Zo betrof 47% van het vertrekover- schot van mannen tussen 1920 en 1930 de leeftijdsklasse van 20-30 jaar en 23% die van 30-40 jaar. Voor West-Zeeuwsch-Vlaan- deren waren deze percentages 72 en 28, voor de Kanaalzone Walcheren 52 en 21. Het percentage dat de bevolking van 65 jaar en ouder uitmaakt van de totale bevolking bedroeg eind 1964 voor: Schouwen-Duiveland 14.1 Tholen en St. Philipsland 13.3 Noord- en Zuid-Beveland 12.4 Walcheren 12.2 West-Zeeuwsch-Vlaanderen 14.6 Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen 11.4 Zeeland 12.5 Nederland 9.5 Lit.: M. C. Verburg, 1952. Ontwikkelingsplan voor Zee land. Middelburg 8-28. M. C. V. DIJKFLORA. Verzamelnaam voor de begroei ing van de hellingen van polderdijken. In Zeeland zeer rijk ontwikkeld door het grote aantal polders meer dan 600 zeer ver schillend in ouderdom, van omstreeks de twaalfde eeuw tot in het jongste verleden. Meer speciaal langs de oudere dijken in de Zak van Zuid-Beveland, de Noordoosthoek van Schouwen, de omgeving van Hulst en het gebied rondom Cadzand. Door het gril lige verloop van die dijken van Oost naar West, van Noord naar Zuid en naar alle daartussen gelegen streken van de windroos wordt het microklimaat dier hellingen mede door die loop bepaald, wat tevens van in vloed is op de plantengroei. Deze profiteert op een zuidhelling, beschermd tegen de noordenwind, van een vroege voorjaarszon, waardoor dezelfde plantesoorten aan die zijde eerder tot ontwikkeling komen, dan aan de overzijde. Zo is bv. de veldbies Lu- zula campestris) daar reeds in februari/maart in volle bloei en zijn de zaden reeds gerijpt als deze plant op de noordhelling pas tot bloeien komt. Aangezien deze hellingen in 't algemeen niet meer worden gemaaid en slechts hier en daar worden beweid, is aan de dijken een rijke plantengroei ontstaan en hebben vele bijzondere soorten zich daar kunnen handhaven, mede door het feit, dat deze hellingen praktisch niet worden bespo ten met herbiciden. Plantensociologisch wordt de vegetatie voor een groot deel gerekend tot de hooilandbe groeiing Arrhenaterionen overigens tot de storingsgezelschappen van het Agropyro-Ru- micion. Floristisch dient deze echter veel bre der te worden bekeken, aangezien vele an dere gezelschappen daarin ook, zij het min of meer fragmentarisch, voorkomen. Behalve mossen en kruidachtige planten, die de hoofdbegroeiing uitmaken, komen aan som mige dijkhellingen ook heesterachtige plan ten voor, het z.g. dijkstruweel. Wollige distel 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 7