plaats Heeft deze, voor zover dat althans bekend is,
nooit met een meisje uit de burgerij, laat staan de
hogere burgerij gescharreld, en in de tweede
plaats heeft hij, toen zich in 1894 de scheuring tus
sen de anarchisten en de sociaal-democraten vol
trok, het anarchistische kamp niet in de steek ge
laten. De Bree loopt hier vooruit op de Tolstojaanse
sympathieën waarvan Van der Veer blijk gaf toen
hij in 1895 uit de gevangenis kwam. Op grond van
zijn nieuwverworven inzicht in de maatschappelijke
verhoudingen weigerde hij het jaar daarop schut
tersdiensten te verrichten. In een brief aan de com
mandant van de dienstdoende schutterij, de popu
laire leraar Herman Snijders, deed hij daarvan me
dedeling. Deze brief is door De Bree vrijwel letter
lijk afgedrukt (blz. 227-229). Kort daarop is Van der
Veer uit Middelburg verdwenen en ook Thijs Kemp
trekt de wereld in. Zijn vriend Geldof, die hem het
meest van nabij kende, had het al voorspeld: „Ge
loof me jongens, we houden hem niet. Hij is als
een steen in onze stille vijver gevallen.... een
plomp, een heleboel kringen.... en dan niets
meer" (blz. 229). Kemp trekt naar Essex, zoals Van
der Veer het in 1898 deed, toen hij zich aansloot
bij de daar gestichte kolonie van verbannen Rus
sische en Engelse Tolstojanen. Van der Veer heeft
het er niet lang uitgehouden en zich in 1900 bij de
sociaal-democratie aangesloten. In zijn latere leven
heeft hij de denkbeelden van zijn jonge jaren meer
en meer verloochend, maar dat valt buiten het be
stek van het verhaal dat De Bree over zijn alter
ego Thijs Kemp schreef.
Het boek van De Bree is dus geen vie romancée
van Van der Veer. Het is een beschrijving van de
opkomst van het socialisme in Middelburg in de
laatste jaren van de vorige eeuw. Wat de feiten
betreft is het verhaal gefingeerd, maar ik geloof
dat het wat de sfeer betreft een reële indruk geeft
van wat zich destijds daaromheen heeft afgespeeld.
Het werken aan en met de krant, het colporteren in
de dorpen (blz. 54-56), de bijeenkomsten bij de
Stenen Banken (blz. 78-79), opgeschrikt door de
dreigende verschijning van marechaussees (blz. 154-
155), de vergadering van de afdeling in een goed
koop feestlokaal (blz. 124-130), de tot hysterie op
gezweepte Oranjefurie na het bezoek van de ko
ninginnen (blz. 172-177), de verstoring van een
meeting door de marechaussee (blz. 179-180), het
zou allemaal zo gebeurd kunnen zijn als De Bree
het geschreven heeft. En zo heeft hij met dit jong
ste boek opnieuw bewezen, hoezeer het hem ligt
zich in het verleden van zijn geboorteland in te
leven.
DE ARCHEOLOOG
Onder zijn zonnehoed
is hij met passer en meetlat
op zoek naar grote geheimen
op de trap van een tempel,
in de naad van een zuilentrommel.
Vlak bij hem
leven en paren
vogels en hagedissen
dicht aan de bron.
WILLEM ENZINCK
114