Correspondentie
- Frederiks
(uit het familie-archief van J. C. van Schagen)
Toen Prinses Wilhelmine van Pruisen naar de Neder
landen kwam om haar plaats als echtgenote van Stad
houder Willem V in te nemen (.1767), kwam een Sak
sisch tuinman, Johan Samuel Friedrichs, met haar
medeom bij het tuinbestuur op Het Loo aangesteld te
worden. Friedrichs verliet Het Loo al gauw voor een
goede plaats op het „Huis ter Mee" onder Oostkapelle,
welke hij betrekkelijk spoedig weer verwisselde voor
de post van hovenier op het „Huis Oostkapelle"Hier
vond hij wel zijn definitieve bestemming. Hij verdronk
er in de vijver van het Huis in 1792. Nagtglas' „Levens
berichten van Zeeuwenbehelzen vrij uitvoerige mede
delingen omtrent dezen stamvader der Nederlandse
F rederiksen-familie, zomede over verschillende zijner
afstammelingen. Wij drukken hierbij een reproduktie
van een tot nog toe nimmer gepubliceerd portret van
Johan Samuel voornoemd af. Misschien is dit het door
Nagtglas gesignaleerde crayonportret van de hand van
„den bekenden schilder Th. Gaal"? Op het in de Rot
terdamse oorlogstroebelen van 1940 verloren gegane
origineel stond echter een aantekening van zijn klein
dochter Suzanne J. van Schagen-Frederïks, waarbij het
werd toegeschreven aan een Middelburgs tekenaar
Haccou.
Frederiks had, blijkens een aantal nagelaten brieven,
vrij geregeld contact met een tweetal theologen Cremer.
Jacobus Cremer, komende van Hulst en in 1783 als
predikant te Middelburg bevestigd, overleed in 1797.
J. I. Cremer, kennelijk een zoon van Jacobus, woont
tijdens deze correspondentie, welke loopt over de jaren
1789-1792, te Hulst. Beide correspondenten tonen veel
belangstelling voor de produkten van Frederiks' kwe
kerij. Een van de klewrigste brieven, van de hand van
Jacobus, laten we hier volgen.
Middelburg den 26 Octbr. 1791
Waarde Vriend
Ik had al gehoopt UE. zoud' eens over- en bij ons aan-gekomen zijn. Dit missende, en zelve door het podagra
sedert voorlede week gearresteerd zittende, kan ik ook bij UE. niet komen. Ik gebruik daarom de pen, om
UE. te melden, waarin UE. nog meer of min belang zult neemen.
Op onze Vlaamsche of Hulstersche reis voor 10 weeken, die mij belet heeft Uwe karnoffels nader te komen op-
neemen, heb ik een liefhebber ontdekt, die alle die schoone soorten van Aurikels, waarop Hoessart zo pronkt,
zelve bezit en kweekt, en wien ik eindelijk heb gepersuadeert, om ze mij meê te deelen; en ten bewijze daar
van heeft mij al een zaaisel van zijne besten overgezonden, met de herhaalde beloften, dat hij mij toekomende
jaar ook de planten geeven zal. Ik zou ze mogelijk direct gekreegen hebben, maar ik dorst het werk niet
forsseren; want 't is een rentenier, die leeft van 't zijne en niemand hoeft naar de oogen te zien. Hij hield-
ze niet op naamen, maar op nommers, en beweerde dat hij door gedurig invullen van een wegvallende nommer,
wel eens gemist was, en dus met zekerheid mij de 3 a 4 soorten, in 't hoogere paars, die ik maar begeerde,
niet geeven kon; ook had hij ze voorlede jaar afgezet en zijne planten waren dus kleiner en niet alle van af-
zetsels voorzien. Als ik nu maar geduld kan oeffenen tot toekomende jaar, en vooral wanneer ik dan zijn goed
wilde komen zien in den bloei, dan kan ik maar uittekenen wat mij aanstaat. Ik heb hem per brief dog nog
om een overschotje verzocht, wijl ik mijn theater niet eens vol heb; 't gevolg zal ik afwachten. Hij zaait ook
alle jaar van 't zaad zijner beste stoelen: en wel op een stermijn of vischplaat, met 1 duim aarde, waaronder
hij een schotel met water houdt, zodat de aarde, en daarna de plantjes van onderen, altoos nat zijn. Hij be-
waardze zelfs voor den regen, en verplant alle die te dik staan, hoe klein ook, op dito stermijns. Ik zag er zo 4,
115