Zeeuws prentenboek L. W. de Bree M. P. de Bruin KORTGENE „Kortgene", stelde De Bruin voor. Het trok mij bijzonder aan: ik heb op Kortgene, lang geleden, voor de klas gestaan. Nauwelijks negentien en opvoeder der jeugd; een hoofd vol Montessori en Décroly, een diploma op zak en een vaste aanstelling. Dat was in 1931. 's Maandagsmorgens stapte ik van het ouderlijk huis in Middelburg naar de Markt, waar om 7.00 een bus vertrok naar Wol- faartsdijkseveer. Daar lag dan de Zandkreek te wachten om een dozijn passagiers naar Noord- Beveland te varen, een enkele auto en een paar schichtige koeien, die in hun angst om het avon tuur het dek bemestten. Van de Kortgeense steiger naar het midden van de Voorstraat was het een kwartier gaans. Soms stonden de schorren aan weerszijden van de Veer- dam blank, een enkele keer, bij springvloed, sop ten de sokken in je schoenen. Als de dam echt onder water stond, werd de veerdienst gestaakt. Dit keer reden we van Middelburg over de dam van Vrouwenpolder via Wissenkerke in precies vijfendertig minuten tot bij de molen van Kortgene. De plaats mist de beslotenheid van de kom- dorpen, er is geen centrum, eerder een spil, een avenue met landelijke bebouwing. Vroeger heette zij de Voorstraat, tegenwoordig duiden de bord jes een Hoofdstraat aan. Haaks op het zuidelijke uiteinde van deze straat staat als sluitstuk de kerk, eertijds de school er tegenaan geplakt. De straat buigt hier scherp naar links, heet over een lengte van circa honderd meter Kaaistraat, zwenkt opnieuw, nu naar rechts, en voert dan de naam van Kaaioprit. Eer je het weet rijd je op de Kaai dijk en tenslotte op de oude Veerdam. Het voormalige veerhuis is verbouwd tot restaurant voor de zeilers, die hier een heerlijke haven heb ben. Waar destijds een schaapherder in zijn lange jas tussen de schorrebloemen ging, staan nu bun galows. Buitendijks, ach ja, aan dood water. Al leen de steiger, met zijn opgangen voor eb en vloed en voor halftij, herinnert aan de tijd, dat het Veerse Meer hier ter plaatse nog de Zand kreek was. Ook het silhouet van het dorp is gewijzigd, sinds een graansilo over kerk en toren domineert. Ik kan het niet storend vinden, de graanopslag is fors en misschien wat brutaal, maar vrij van het wanstaltige, dat bijvoorbeeld onze oudere water torens kenmerkt. De hoge kolos is daarbij een duidelijk symbool. Sla het telefoonboek op en ont dek, hoe vaak achter de namen van de abonnees te Kortgene staat: graanh., imp. en exp. v. granen. En landbouwers wonen er tot in de Hoofdstraat. Des donderdags is er beurs te Kortgene (op Kurt- jeen zeggen de inwoners). De Stadswijnkelder en het Hotel-restaurant De Korenbeurs gonzen van stemmen. Je kunt er de rook snijden. De beurs, zeggen de mensen, had vroeger veel meer betekenis. Vroeger vond je in de Voorstraat op donderdag dikwijls een uitstalling van het sta len gerief, waarmee de boer zijn werk verzet: spaden en rieken, ploegen, eggen, dorsmachines, alles in fel rood en blauw. En er ging een heertje over straat, een heertje met bolhoed en aktetas, van de bank van Van Heel en Co. uit Goes. Ver dwenen, evenals de tilbury's en de Utrechtse wa gentjes, die vervangen zijn door de pk's van Ford en Mercedes. Van de Kaai voer, tot na de tweede wereldoorlog, een beurtscheepje op Goes en Middelburg. Het was de Mondesir, zonder accent of spatie. Met een zoon van schipper Noordhoek heb ik tussen twee beurtreizen door dikwijls in het roefje zitten bomen over de politiek van het kabinet- Colijn, het zoveelste. Naar ons beider opvatting in ieder geval een te-veelste! Schipper Noordhoek, die na de oorlog de ongelijke strijd tegen het wegvervoer gestaakt heeft, geniet nu al jaren van een verdiende rust. Zijn vrouw en hij waren be reid ons te ontvangen, om over het scheepje, de beurtvaart, het verleden te praten. De Mondesir was in 1895 gebouwd op een werf aan de Hollandse IJssel, voor rekening van een beurtschipper te Kamperland. Toen deze in 1914 op een motorschip overging, kwam de Mondesir in handen van de Zeeuwse Voeder- en Kunstmest handel, die te Middelburg gevestigd was. De vol gende eigenaar was een graanhandelaar van Kortgene. Sinds het scheepje in deze haven thuis was, stond schipper Noordhoek aan het roer. „Een klein bootje, vijfendertig kubieke meter laad vermogen, maar een goed schip", zegt de man en zijn hand strijkt over de tafelrand. In de jaren twintig begon de misère. De zeilvaart op de binnenwateren werd steeds meer terugge- 186

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 14