Emile Lochefeer n.v.
HULST TERNEUZEN
meter met een viertal uitschieters van 9 tot 12
meter, alle in het verlengde van de spuistroom-
richting.
Hoewel hiermee al voldoende stof voor een vol
gende discussieavond bijeen werd gebracht,
werden na de pauze nog enkele andere minder
exacte onderwerpen behandeld. O.a. werd ge
speeld met de plaats van een eventuele getij
centrale en de gevolgen daarvan. Ook kwam
het Reimerswaalplan in het gebied der lucht
spiegelingen aan de orde, alsmede de recreatie
rapporten uit de boezem van de Grontmij. N.V.
voor het Kanaalschap De Eendracht en voor
Zuid- en Noord-Beveland. Een verslag hierover
is moeilijk te geven en werd ook niet door de
inleider gewenst. Ongetwijfeld zal getracht wor
den hierover meer gespecialiseerde inleiders
het woord te laten voeren. Het is echter niet
gezegd, dat van al deze besprekingen verslagen
198
zullen worden gepubliceerd, gezien het in we
zen besloten karakter van de werkgroep. Waar
schijnlijk zal de verslag-publikatie zelfs tot de
uitzonderingen behoren.
Het z.g. Deltagebied bezit naast de Rijnmond
en de Westerschelde de zeearm Oosterschelde,
welke de bevoorrechte en benijdenswaardige
positie van dit gebied slechts versterkt. Momen
teel is het onduidelijk welke toekomst te ver
eenzelvigen is met lands- en provinciaal belang.
De verantwoordelijkheid voor deze toekomst is
bijzonder zwaar. Welke die toekomst ook zal
zijn, er zal bijzonder goed en bij de tijd gedo
cumenteerd te werk moeten worden gegaan.
Het wordt daarom ook zeer op prijs gesteld, dat
het bestuur van het genootschap reeds zo vroeg
tijdig met de voorbereiding van een Ooster-
scheldesymposium in 1967 is begonnen. De
werkgroep Landschapsvorming zal daarbij dan
ook gaarne bijdragen tot de „warming up".