Het buitenhoofd van de Westsluis te Wemeldinge in 1872 rak en Sloe definitieve vorm aannam, werd het Belgische protest steeds dringender. De Belgen vreesden dat de bevaarbaarheid van de Wester- schelde door deze afdamming zou worden ge schaad. In het kader van dit artikel waarin slechts een samenvatting van de feiten en van de voorge schiedenis omtrent het kanaal kan worden gege ven, zij volstaan met de constatering dat aan de controverse op dit punt een voorlopig einde kwam toen na de opening van het kanaal bleek, dat deze vaarweg een belangrijke verbetering ten opzichte van die door het Kreekrak betekende en dat de afdamming van de laatstgenoemde geen nadelige invloed had op de scheepvaartweg in de Wester- schelde bij Bath. De scheepvaart wist het nieuwe kanaal vanaf de opening naar waarde te schatten. Tussen 15 okto ber 1866 en 1 maart 1867, toen zowel het kanaal als het Kreekrak konden worden gebruikt, voeren 4783 schepen (totale tonnage: 292.827) door het kanaal en slechts nog 1085 (tonnage: 74.253) door het Kreekrak. Van 202 rijnschepen voeren in die periode slechts 6 door het Kreekrak. 5. ONDERHANDELINGEN OVER EEN VERVANGENDE VAARWEG In 1919 werd door België onder meer de aanleg van een kanaal AntwerpenMoerdijk bepleit. Het Kanaal door Zuid-Beveland werd door de Belgen als minder goed geacht dan het Kreekrak, omdat de open verbinding was vervangen door een ka naal met sluizen en de stroomsnelheid voor de monden van de buitenhavens hinderlijk zou zijn voor de scheepvaart. Een verdrag dat op 3 april 1925 werd ondertekend en voorzag in wijziging van het traktaat van 1839 verwekte in ons land felle kritiek en grote opwin ding. Na een „narrow escape" in de tweede kamer, werd het verdrag met tweederde meerderheid in de eerste kamer verworpen op 24 maart 1927. Het contact met België over een vervangende vaarweg bleef echter gaande. Van Nederlandse zijde werd daarbij een kanaal vanuit de Wester- schelde bij Bath door het Kreekrak, de Eendracht en door St.-Philipsland naar het Hellegat, dus bin nen het gebied der zgn. tussenwateren, als uit gangspunt genomen. België bleef vasthouden aan een vertrek vanuit de Antwerpse dokken en een doortrekking door de kop van West-Noord-Bra bant. De onderhandelingen over dit pseudo-Moer- dijkkanaal werden echter in 1932, onder druk van de publieke opinie in Nederland, afgebroken. Bel gië was inmiddels in 1929 begonnen met begunsti ging van Antwerpen door de invoering van de zgn. rijnvaartpremies. Een in 1938 hernieuwd contact heeft voor de tweede wereldoorlog tot niets geleid. In 1949 werd een studiecommissie uit beide landen aangewezen voor vraagstukken op het gebied der waterwegen en havenbelangen. Ook daarbij ble ven de Belgen vasthouden aan een, zij het wat westelijker gelegen variant van het Moerdijkka naal. In het gemeenschappelijk advies van de on derhandelingscommissie (welke bestond uit de voorzitters van de studiecomissie, welke op dit punt in 1951 een negatief verslag had uitgebracht) van 11 maart 1954 werd een weer enigszins gewijzigde variant van het Moerdijkkanaal aanbevolen. Dit advies werd echter achterhaald door het ontwerp 177

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1966 | | pagina 5