Dr. R. A. Soetbroodt Piccardt, archivaris van Goes heid der gevallen dankte hij daaraan zelfs zijn be noeming, Als locale historicus was hij een verre gees telijke nazaat van geleerden als de gebroeders Mat- theus en Isaac Vossius uit de zeventiende en de veel zijdig begaafde Jona Willem te Water uit de acht tiende eeuw, dragers van de officiële eretitel van geschiedschrijver van Zeeland. Aan die titel was geen ambtelijke staat verbonden. Hetzelfde gold voor de stadsarchivarius, die zich daar overigens volstrekt niet door tekort gedaan voelde. Stellig strekte dit hem persoonlijk niet tot last of na deel, maar objectief gezien had het de minder ge wenste nasleep, dat zijn positie in het administratieve bestel der gemeente decennia lang, mede door de te zijnen opzichte al te conservatieve Gemeentewet, uitermate vaag bleef. In de praktijk was het archivariaat weggelegd voor liefhebbers ter plaatse, bij voorkeur uit de sociale elite, op wier bekwaamheid het gemeentebestuur voldoende vertrouwen stelde en die over vrije tijd beschikten. Had een gemeente het geluk onder haar burgers zo iemand te tellen, die bovendien liefst geen of anders minimale financiële eisen stelde, dan kon een archi- varispost gecreëerd of in stand gehouden worden; bleek er later geen geschikte opvolger te vinden, dan werd zij zonder meer opgeheven of bleef op zijn minst voor onbepaalde tijd open. Het overheidsappa raat functioneerde toch wel, omdat het archivariaat er niet mee vergroeid was, maar er losjes bij bungelde. Het ongezonde van deze toestand was, dat men zo de persoon van de archivarius op een voetstuk plaatste zonder het juiste begrip voor diens taak te kunnen opbrengen. Hij werd tot statussymbool van gemeenten, die in hem de grootheid van hun eigen geschiedenis eerden. Daarbij schijnt ook een element van rivaliteit, zoals in de driehoek Sluis-Oostburg-Aardenburg, niet ontbroken te hebben. Zodra evenwel de nuchtere waarheid doorschemerde dat behoorlijk archiefbeheer geld kost, daalde de animo en kon men merkwaardige uitlatingen horen als die van een raadslid ergens in bovengenoemde driehoek, dat zijn gemeente evenveel behoefte had aan een archivaris ,,als een pachtboer aan een geldkist". Het ontging deze vroede vader kennelijk, dat goede archiefverzorging voor sommige gemeenten wel eens even wenselijk kon zijn als een goed gevulde geldkist voor sommige pachtboeren! Tot zijn eer worde echter gezegd, dat hij zich bepaald niet blind staarde op de emotionele kant van de zaak. Tegenwoordig is men er vrij algemeen van overtuigd, dat niet de status van een openbaar lichaam maar belangen van wetenschappelijke en administratieve aard de doorslag moeten geven bij de instelling van een archivariaat. Het raadslid in kwestie was in zekere zin dus zijn tijd vooruit. Laten wij de statussymboliek niet alleen van de ne gatieve kant bezien. Zij toch droeg er haar steentje toe bij, dat vele oude archieven hun geheimen hebben prijsgegeven aan verdienstelijke pioniers, schatgravers uit pure hartstocht, en aan haar danken wij het niet in de laatste plaats ook, dat de gemeente Middelburg zich alsnog, zij het betrekkelijk laat, bewust werd van haar plicht als bezitster van het grootste en waarde volste stadsarchief in de provincie. In 1861 ontving hier het lid en latere hoofd van de rechtbank, mr, J. H. de Stoppelaar, na enige jaren in het archief gewerkt te hebben, van de raad uit erkentelijkheid, en ook in navolging van andere gemeenten 3). een aanstelling als archivaris. Hem werd de ordening van het hele gemeentearchief tot 1813 opgedragen. Dit was on tegenzeggelijk een eerste vereiste om de daar slui merende rijkdom produktief te kunnen maken, maar het werk bleek van een omvang te zijn als De Stoppe laar evenmin als het gemeentebestuur vermoed had. De inventaris was dan ook nog slechts voor een deel gereed, toen hij dertien jaar later naar Caïro vertrok. Aldaar had het wanbestuur van de pronkzuchtige Egyptische onderkoning Ismaël Pasja hij zij noch tans geprezen voor zijn opdracht aan Verdi tot het componeren van een opera grand spectacle, de Aïda, ter gelegenheid van de opening van het Suezkanaal de koloniale mogendheden ertoe gebracht de belangen hunner staatsburgers in het land van de Nijl toe te vertrouwen aan een speciale rechtbank, waarin ook De Stoppelaar zitting nam. Episoden als diens Middelburgse archivariaat waren voor de evolutie in het hele land van grote betekenis, niet alleen omdat bleek hoe een archivaris de inhoud van zijn archief het best aan het algemeen belang dienstbaar kon maken, maar ook waar de grens van zijn toenmalig kunnen lag. Om te beginnen werd duidelijk, dat het beheer van een archief, en zeker een belangrijk archief, niet als vrijetijdsbesteding kon wor den uitgeoefend. Voorts ontwikkelde zich uit inciden tele oplossingen van praktische moeilijkheden en een doordenking der zich voordoende problemen een systeem van theoretische beginselen. Kortom, in het archiefwezen, voordien een wat wazig begrip, gingen 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 16