Janssen, vriend en opvolger van Van Dale, en ds. J. R. van Eerde, te Aardenburg door ds. G. Hofstede. Juristen daarentegen vinden wij in het archiefwereldje een tijdlang nergens meer. Een der oorzaken daarvan was, dat het de leden van de rechterlijke macht onder de vigerende wetten niet was toegestaan bezoldigde nevenbetrekkingen te aanvaarden; dit verbod had al de positie van Wetters aan het Goese archief be ïnvloed. Voorlopig leek het onderwijzend personeel, in het bijzonder leraren bij het middelbaar onderwijs met een geschiedenisakte, de toekomst te hebben. De hoofdonderwijzer G. A. Vorsterman van Oyen be heerde van 1879-1907 met een onderbreking van tien jaar het archief van Aardenburg. Goes was van 1892-1918 het werkterrein van achtereenvolgens M. G. de Boer, F. Allan en L. van Bruggen, allen h.b.s.- leraren. Van Bruggen werd opgevolgd door zijn ad junct aan het gemeentearchief, J. de Kruyter (1918- 1935), die op archiefgebied al veel nuttig werk had verricht. De Kruyter was van oorsprong schoenmaker, maar had zich niet bij zijn leest gehouden en zo het betrekkelijke van de waarheid onzer spreekwoorden aangetoond. Met hem kwam een einde aan het lerarenregime in het Goese archief. Elders duurde dit voort tot in de tweede wereldoorlog. H. G. van Grol, leraar te Vlis- singen, fungeerde in de Scheldestad niet minder dan 32 jaar, van 1911-1943, als gemeentearchivaris, terwijl in Middelbu rg van 1901-1944 werkzaam waren zijn collega's W. O. Swaving en dr. W. S. Unger. Laatst genoemde verliet in 1932 het onderwijs om zich uit sluitend aan het archief te wijden, totdat dit in mei 1940 in vlammen opging. Het zou mij te ver voeren alle hier aangehaalde namen van een karakteristiek te voorzien, zodat ik het bij een opsomming moet laten. De hiervóór kort aangeduide modernisering zien we zich bij de gemeentearchieven vooral na 1890 duidelijk aftekenen. Het archivariaat, vroeger een soort culturele prijs voor prominente locaalhistorici, koerst in de rich ting van een vaste, in het bestuursapparaat geïnte greerde functie, terwijl de verhouding van de archivaris tot de gemeentesecretaris, in de Gemeentewet nog niet uit de verf gekomen, zich ten voordele van eerst genoemde wijzigt. Dit laatste vloeide voort uit de in 1918 tot stand gekomen Archiefwet. Deze belangrijke wet regelde verder nog de opleiding van hoger en middelbaar archiefpersoneel en legde de willekeurige benoeming van ongekwalificeerde archivarissen aan banden. Een wettelijke regeling was op dit gebied te meer noodzakelijk, omdat ook wat grote voortrekkers in het pre-wetenschappelijke stadium der archivistiek verricht hadden om niet te spreken van regel rechte beunhazerij de toets van een op de theorie gefundeerde kritiek niet kon doorstaan. De Archiefwet schiep ook een mogelijkheid voor kleine gemeenten om gezamenlijk een archivaris aan te stellen en voerde een provinciaal toezicht in op de archieven van alle gemeenten en waterschappen, ook daar waar geen archivaris werkzaam was. Deze twee punten waren niet iets ongehoords. J. P. van Visvliet had reeds in 1851, zij het zonder resultaat, voor Zeeland de instelling van „districtsarchieven" als vorm van samenwerking bepleit. Ook waren in de negentiende eeuw al sporen van een incidenteel toe zicht van provinciewege waarneembaar. Soms was het de gouverneur of de commissaris des konings, die tijdens zijn toernee door de provincie de berging van archieven aan kritiek onderwierp, soms hielden ge deputeerde staten, de provinciale of de rijksarchivaris zich ermee bezig, en niet zonder reden. Wat te denken bijvoorbeeld van een polderbestuur, dat in oprechtheid des gemoeds bekent geen oud-archief te bezitten „zijnde hetzelve, naar wij wel eens gehoord hebben, in der tijd gebruikt om den waschketel mede te sto ken"? Ook zó wist men profijt te trekken van zijn archieven; toen bijna een halve eeuw later de pro vinciale inspectie bij de wet geregeld werd, was het meer dan tijd. Gelukkig hoeft de inspectie niet meer alleen preventief te werken, maar kan zij in toenemende mate stimule rend optreden op het punt van deskundige archief- verzorging. Combinaties van archivariaten hebben in dit opzicht meermalen een zeer ^acceptabele oplossing voor bestaande moeilijkheden gebracht. Helaas heeft de provinciale inspectie haar taak in dezen niet steeds juist opgevat; in het verleden heeft zij namelijk hier en daar getracht een gemeentelijk archiefbeheerder onder haar direct gezag te brengen, waardoor in feite de Orde en netheid in het gemeentearchief van Axel 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 18