tels heeft dan er streken worden onderscheiden, is de toepassing van de regel hier het meest con sequent. Hetzelfde geldt voor de SGP, in aanmerking ne mend dat de aanhang beneden de Westerschelde zeer klein is. De Boerenpartij ligt verkeerd in de markt. Zelfs ondanks het feit dat bij de zeteltoewijzing een loting tussen een Zeeuwsvlaming en een Bevelan der nodig was heeft men aan de streekvertegen- woordiging geen recht gedaan. De uitkomsten in totaal per gewest zijn uiteraard tevoren moeilijk te overzien bij de compositie van de afzonderlijke fracties. Toch kan er een bepaal de tendens waargenomen worden. De streken met een geringe bevolkingsdichtheid worden zeker niet als minderheden behandeld (vgl. Schouwen-Duive- land en Tholen). Dit gaat ten koste van de grote broers, waarvan Zuid-Beveland wel een aderlating ondergaat vergeleken met Walcheren. Deze situa tie is toch niet geheel zonder belang. Het is niet onmogelijk dat in de Zeeuwse staten meer dan de politieke beginselen, de regionale wensen een rol gaan spelen. Bij de regeling van de ruimte in de provincie is een conflict Zeeuwsch-Vlaanderen (Terneuzen) en Midden-Zeeland (Sloe) niet hele maal denkbeeldig. Volgens de verdeling onder a zou Midden-Zeeland met 27 zetels de situatie kun nen beheersen, hetgeen onder de tegenwoordige verhoudingen niet het geval zou zijn. Binding aan gemeentebesturen Binding wordt verondersteld in het geval een lid van provinciale staten tevens is burgemeester, wet houder, hoofd-ambtenaar of raadslid van een ge meente. Aangezien de binding van een raadslid niet zo sterk behoeft te zijn als van degenen, die het dagelijks bestuur in handen hebben, wordt aangenomen dat het statenlid-raadslid een „half- gebondene" is, m.a.w. bij de afweging van zijn in vloed telt deze voor de helft mede. Bij de beoordeling van de binding, zoals die in het volgend overzicht is neergelegd, is uitgegaan van de situatie op 24 maart 1966 met inachtneming van de bij de raadsverkiezingen opgetreden wij zigingen4). De leden van G.S. die per definitie niet gebonden kunnen zijn aan een gemeente, zijn buiten beschouwing gelaten. Partij aantal statenleden fractie binding met gem. besturen binding aantal gewogen binding per fractie in PvdA 9 5 55 55 KVP 7 4 57 35 CHU 7 3 43 43 AR 4 3 75 62 VVD 4 SGP 4 4 100 62 BP 2 37 1 20 50 25 Conclusie II Onze vooronderstelling vindt bevestiging in die zin, dat de meerderheid van de statenleden bin ding heeft met gemeentebesturen en dat deze op haar beurt voor het merendeel 100% gemeente bestuurder is (vgl. de gewogen percentages). Verschillen Een van de opmerkelijkste feiten is, dat de grote fracties juist de meeste binding vertonen. Voorts bestaat er bij de kleinere fracties een mar kant verschil tussen de VVD en de SGP. Beide par tijen tellen relatief weinig burgemeesters en wet houders onder hun leden en toch resulteert het voor de SGP in een hoge mate van binding. Daar entegen staan de statenleden van de VVD geheel los van de gemeentebesturen. Nu er in politieke kringen zo veelvuldig de wense lijkheid wordt uitgesproken om meer burgers bij de publieke zaak te betrekken, zou het voor de hand liggen dat de uitkomsten van ons onderzoek in deze richting wezen. Het lijkt er op dat het tegengestelde het geval is. De grote partijen geven een binding te zien van ongeveer 50%. Gevaren Ook vanuit een andere gezichtshoek bezien zijn de cijfers over de binding van de provinciebestuurders interessant. Wij doelen hier op de toezichthouden de functie van Gedeputeerde Staten op de hande lingen van de gemeentebesturen. De statenleden immers kiezen uit hun midden het college van G.S. Omgerekend in de hiervoor vermelde bindingsge tallen betekent het dat de gemeentebestuurders een overwegende invloed kunnen hebben op de keuze van hun eigen toezichthouders. Nog sterker komt dit tot uitdrukking als men bedenkt dat die zelfde groep provincie-gemeentebestuurders het college van G.S. tot verantwoording kan roepen over de algemene aspecten van het toezicht op de gemeentebesturen. Een situatie die doet denken aan de voogd onder voogdij van zijn pupillen. Natuurlijk is dit een buitenissige constructie. De daarvoor vereiste bloc-vorming zal praktisch wel ontbreken, maar het extreme voorbeeld stelt wel in het licht, dat de binding provinciegemeentebe stuurder de zuiverheid van verhoudingen kan ver troebelen. In een ander opzicht kan de dubbelrol van een afgevaardigde een dilemma veroorzaken. Welk belang moet prevaleren? Voor de kiezer ligt hier geen waarborg voor politieke duidelijkheid. Tenslotte is het niet geheel denkbeeldig dat een statenlid zijn positie als zodanig gebruikt ten be hoeve van zijn belangen uit hoofde van een an dere functie (gemeentezaken). Dit is verklaarbaar uit de gegeven vermenging van belangen, maar ten opzichte van gemeentebesturen, die niet die schakel bezitten, schept het een onrechtvaardig heid. Conclusie III Onze beschouwing menen wij te mogen afsluiten met de conclusie, dat de staten van Zeeland een grote mate van binding hebben met de gemeente besturen. Deze binding bergt zekere gevaren in zich. In elk geval is de bestaande situatie niet te rijmen met 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 3