Oestercultuur
Bescbouiving over de Zeeuwse visserij in de geboorte
periode van het Nederlandse visserijonderzoek (II)
Drs. A. C. Drinkwaard
Geen vliegende start
Voor de vrije oestervangst was het grootste en
voornaamste deel der natuurlijke oesterbanken in
1870 dus aan de publieke visserij onttrokken. De
vangst op het merendeel der verpachte percelen
was echter gering. Daar kon men echter de vol
gende jaren voortaan wel rekenen op de aanwe
zigheid van inmiddels verder opgegroeide oesters,
waar men zeggenschap over had. De broedval
moet in 1870 nog vrij goed geweest zijn, want er
was voor de winter „veel aanslag of drup van
oesters" op de bank aanwezig. De felle vorst en
het vele ijs van 1870 op 1871 moet de gehele
oestersituatie evenwel nog ongunstig beïnvloed
hebben. Pas toen kon men echter een beeld gaan
krijgen van de mortaliteit in de verschillende jaar
klassen, die ook onder normale omstandigheden
niet onaanzienlijk zou blijken te zijn.
De visserij op de nog publieke banken werd in
1870 door alle Thoolse vissers beoefend, maar in
Bruinisse was de lust na de verpachting van de
Yersche Oesterbank zeer afgenomen. Slechts een
vijftigtal uit Bru hield zich er mee bezig. Speel-
mansbank, Broeksche Diep en Zandkreek waren
toen nog vrij.
Maart 1870 geeft ons de inkoop van Schotse plant-
oesters te zien. De vangsten in Schotland waren
echter schraal en te Bruinisse bedroeg deze invoer
slechts een miljoen stuks, gering bij vroeger ver-
Vervolg van bladz. 3
de algemeen aanvaarde doelstelling om zoveel
mogelijk mensen bij het bestuur en dus in het de
mocratisch proces te betrekken. De oorzaak voor
het overwicht van gemeentebestuurders in de grote
fracties moet gezocht worden in het ontbreken van
duidelijke doelstellingen bij de „compositie".
Samenvattend mag gesteld worden dat de z.g. „in
terne democratie" van de meeste politieke partijen
zelfs in ons gewest voor verbetering vatbaar
is.
I. Lipschits ,,De politieke partijen en de selectie van can-
didaten". De Sociologische Gids 1963, blz. 280.
2) Nipo, De Nederlandse kiezer, Den Haag 1956.
3) Bron: Provinciale Zeeuwse Courant dd. 24 maart 1966.
A) Zoveel mogelijk zijn tussentijdse wijzigingen verwerkt; afge
sloten op 1 oktober 1966.
geleken. Prijs 30,per duizend, de groei bevre
digend en in september 1870 kon bij de opening
der handel 40,per duizend gemaakt worden.
Door de Frans-Duitse oorlog (op 27 december
werd Parijs gebombardeerd) zakte de prijs echter
tot 33 gulden, zodat niet van een lucratieve bezig
heid gesproken kon worden. Temeer niet, omdat
de voorraden Schotse oesters niet voor het inval
len der strenge vorst geruimd waren. Kapitaal
verlies was dan ook de eindrekening.
Over de toestand in het oesterbedrijf was een
jaar later gunstige berichtgeving evenmin mogelijk.
Op de algemene banken ving men per vaartuig
per getij niet meer dan 100 oesters. Als bijzonder
heid wordt alleen het ontdekken van een plaats
voor Strijen genoemd, waar op 6 december 1871
ruim 6000 oesters konden worden gevangen en
waar men uiteraard met afnemende vangsten nog
een dag of tien met vissen is doorgegaan. Twintig
hoogaarsen uit Bruinisse waren hierbij betrokken.
De bemanning van 2 koppen moest echter uitge
breid worden tot 4, vanwege de ruim 30 vadem
(1 vadem 1,88 m) tros, die daar gebruikt moest
worden.
Het laagste deel der Yersche Oesterbank, de zgn.
Platte Bank verkeerde dat jaar verder in een zo
danige treurige toestand, dat er bijna geen oesters
meer afkwamen.... 10 a 12 oesters per vaartuig
per getij! En ook elders was de bodem in decem
ber 1871 snel afgevist.
Het resultaat van een controle in het gebied der
Yersche Oesterbank door de Opziener der Vis-
scherijen met zijn schuit en nog drie andere hoog
aarsen (elk met twee uitgezette korren) is in een
proces-verbaal vastgelegd. Een aanzienlijk gebied
werd voorlopig „voor de oestercultuur als verloren
beschouwd". Het woord cultuur deed daarmee wel
heel vreemd haar intrede in de jaarverslagen. Zeer
duidelijk stond men er toen nog vreemd tegen
over. De cultuur zou echter meer zijn dan al
leen verpachten van grond en het voor de rest op
zijn beloop laten!
In 1871 voerde Bruinisse niet meer dan 300.000
Schotse oesters in tegen de zeer hoge prijs van
40,a 50,per duizend. De voorraad van
plantoesters in Schotland bleek daarmee groten
deels te zijn uitgeput. Bij de verkoop maakte men
50,tot 60,In 1872 was het aantal ingevoer-
4