Zeesterrenroller uit Bru kg! En hoe deed men dat? Zeer vele zeilschepen waren er mee gemoeid, waar in het volgende en laatste artikel over dit onderwerp bij de statistiek nog de nodige aandacht aan zal worden besteed. Dit past namelijk meer bij de beschrijving van het totale Zeeuwse visserij-patroon. In 1878 gingen er via Roosendaal, Vlissingen en Rotterdam rond 17.700 mosselton mosselen over de grens, spoor- en zeevracht. Bij het sneller worden van het vervoer per spoor werd Venlo bovendien later niet alleen van bete kenis voor de export van oesters, maar mede voor mosselen. In hetzelfde jaar passeerden 2.223 sche pen het kanaal door Zuid-Beveland met 26.174 „gemeten tonnen" schelpdieren, bestemd voor de zuidelijke markt. Oesters zullen het niet geweest zijn De totale produktie voor het jaar 1878 kan dus wel gesteld worden op ruim 275.000 mosselton, nog te vermeerderen met het aandeel van de Braakman en het ongecontroleerde binnenlandse verbruik. Ook was er nog vervoer via het kanaal door Walcheren, dat van 1879 tot en met 1883 op liep van 5 tot 15 °/o van dat via het kanaal door Zuid-Beveland en voor een groot deel op rekening geschreven kan worden van de Zandkreekproduk- tie, merendeels bestemd voor Vlissingen en de ex port naar Engeland. Het mosselhandelscentrum Yerseke krijgt thans praktisch gesproken de gehele produktie van mos selen voor de deur op de mosselverwaterplaatsen, de natuurlijke „natte magazijnen", waar de mos selen zich inwendig van het zand en slib kunnen ontdoen, dat bij het vissen tussen de schelpen kwam. In het seizoen 1965-1966 waren het er 399.817 mosselton van de Waddenzee en 513.180 mosselton van de Zeeuwse Stromen. Het bij het verschijnen van dit artikel beëindigde mosselsei zoen 1966-1967 zal blijken wat minder gunstig te zijn geweest. De totale produktie zal niet ver af liggen van 325.000 mosselton van de Waddenzee en 475.000 mosselton van Zeeland. Commentaar is nu bijna overbodig. Het eventueel wegvallen van het Zeeuwse produktiegebied betekent meer dan een nieuwe verplaatsing van het handelscentrum, en ook meer dan het inrichten van kunstmatige verwater- en bewaarplaatsen ter vervanging van de natuurlijke magazijnen, iets wat overigens zon der aanslag op het Zeeuwse kweekgebied even eens tot de moderne ontwikkeling zou behoren. Het betekent namelijk mede, dat dan economisch gezien de gehele Nederlandse mosselcultuur, die dan nog slechts een oud-Zeeuwse aangelegenheid zal zijn, in de lucht komt te hangen! Het in dat geval gedecimeerde bedrijf in totale afhankelijk heid van de Waddenzee weer vaste grond onder de voeten te geven zal niet zonder enkele zeer ingrijpende maatregelen kunnen geschieden, indien men het mosselbedrijf in die situatie nog een kans en gezien de internationale situatie op de mossel- markt niet méér dan een kans wil geven, om nieuwe perspectieven te blijven uitbuiten en de traditie te volgen van met zijn tijd mee te gaan. Het verzetten van bakens is voor dit bedrijf als geheel genomen namelijk niet anders mogelijk dan in voldoende levend water van de zee, die goed kope grondstof, waarin de mossel voor niets ge dijt, maar die ook nog een daartoe geschikte bo dem in voldoende mate dient te bedekken. Alles bijeen een niet zo spectaculaire geschiedenis als bij de oestercultuur. Economisch gezien echter van grotere allure zowel wat het vroegere als eigen tijdse bedrijf betreft. Een bedrijf, dat onopvallend altijd aan veel mensen actief en verantwoordelijk werk heeft gegeven. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 12