Q
m
F
pPslipn
li u lil
1 ?S!
Hf
Stadhuis, 1938
Borssele en een ander waarop een haring
scheepje is gebeiteld. Onder de spanten van de
koorsluiting, hoog, heel hoog, staan twee gepoly
chromeerde schraagbeelden. Het zijn Jacobus Ma
jor en Sint Nicolaas, die daar een plaats hebben
gekregen.
De kosteres loopt voor ons uit naar de rijkbewerkte
preekstoel, met het doophek een gaaf geheel in
rococostijl; zij attendeert op de zeventiende-
eeuwse lichtkronen en op het convooischeepje, dat
boven onze hoofden hangt. Het is koud in die
kerk. Van november tot Pasen wordt er geen dienst
gehouden, met één uitzondering: de oudejaars
avond; honderdtwintig kaarsen spreiden dan licht
en warmte.
Onze gidse vertelt met geestdrift en kennis van
zaken over schenkingen en restauraties en over
de burgemeester-dichter Jacob Hobius, achterneef
en tijdgenoot van Jacob Cats.
Als zovele Zeeuwse verhalen eindigt ook het hare
met dijkdoorbraak en overstroming: „Na de fe-
bruariramp stond er een meter water in de kerk.
Er is grondig aan gedokterd, maar nog vreet het
zout door, kijkt U maar. Het pleisterwerk schilfert."
Na de kerk het Havenplein. „Voornomme", zeggen
de Brouwenaars. Het renaissancestadhuis van
Brouwershaven staat op Voornomme. Het staat er,
daar is al mee gezegd. Jaren in de steigers, dat
speelse ding. Lege steigers wel te verstaan. Het
stadhuis verkommert, ze doen er zo weinig aan.
Het is een schande, zeggen de Brouwenaars. Zij
hebben gelijk. „Restaureren of afbreken", zeggen
sommigen. Met dit alternatief kunnen wij niet in
stemmen.
Op Voornomme staat ook de Stadswaag, minder
vervallen dan het stadhuisje, maar toch verre van
florissant. Een deel ervan fungeert als wachtlokaal
voor de busdienst, een ander is in gebruik als op
slagplaats bij Gemeentewerken.
Naast de Waag een bescheiden, pretentieloze
gevel, waarin drie aardige gevelstenen prijken:
haas, hond en jager.
Er zijn wat schoolkinderen naar huis gehold, hier
en daar op Voornomme slaat een deur dicht. Vijf,
zes auto's staan op hef Havenplein geparkeerd,
Jacob Cats houdt er het oog op.
De eigenaars van de wagens hebben hun portieren
gesloten, even rondgekeken en een keuze gemaakt
uit de koffiehuizen op het plein. Het is half een.
In „Graaf Floris V" zitten vijf mannen aan een
bar, drie andere wachten op een uitsmijter of
biefstuk met brood. Boven de hoofden spant een
koord, waaraan een dozijn verknipte dassen met
wasknijpers is opgehangen. Patachou in Brouwers
haven I
De vijf aan de bar zijn autochtonen, die tussen
morgen en middag even een glas komen drinken
en daarbij wat nakaarten over de uitvoering van
de vorige avond. Zij vervormen de o tot bijna
een a. Schouwen is het land van de ,,'aoge bao-
men", hoewel je die buiten de Westhoek van het
eiland na 1953 bijna nergens meer vindt.
Wij zijn het laatst binnengestapt en blijven ten
slotte als enige bezoekers over. Dit is het moment
Stadhuis, nu
54