om met oude prentbriefkaarten voor de dag te komen. De Bruin heeft er genoeg bij zich om heel de tafel met ansichten te bedekken: zeven stad huizen, maar geen in zo trieste staat als waarin het gebouw zich tegenwoordig bevindt; zes Jacob Catsen, kerkinterieurs, havengezichten, een stan daardmolen en de Brouwershavense kermis. Onze gastvrouw is in Brou geboren en getogen. Zij heeft als kind aan de haven gespeeld waar in het najaar de bietenschepen meerden. De suiker fabrieken van Dinteloord, Puttershoek en Sas van Gent namen elk een overeengekomen kade-stuk in beslag, waarop hun bieten werden aangevoerd. „In Middelburg speelden we ook op de bieten. De hopen waren dikwijls netjes afgekant, zodat er een bijna loodrecht muurtje van koppen ontstond De hotelhoudster knikt. „Dan trok je er een paar van de onderste uit en de hele boel ging aan het glijden. Ja, dat ken ik." Kinders zijn hinders, zei Vader Cats. De kermis. „Die leeft de laatste jaren weer wat op, voornamelijk door de toeristen. Als het geen strandweer is komen ze uit de Westhoek een dagje naar Brou." Zij loopt naar de tapkast om een nieuwe klant zijn pilsje te schenken, maar keert terug aan onze tafel. „We hebben hier nog een zondagskermis, dat zul je in Zeeland niet veel tegenkomen." Het stemt overeen met wat de kosteres vertelde. BROUWERSHAVEN Jan de Nooijer Mz, laatste garnalenvisser van Brou Zes-, zevenhonderd doopleden telt de Hervormde Kerk in Brouwershaven, vijftig getrouwen kerken er. Het stadje is zeer vrijzinnig, zeer. „En daar hebben we de standaardmolen. Hij over leefde de oorlog, maar kort daarna is ie omge waaid." Nog andere prenten passeren de revue: straatjes, haast onherkenbaar veranderd, een tramstation netje, verdwenen, en het gebouw van het loods wezen. „Daar zit nu de rijkspolitie in. Loodsen heb ik er nooit geweten, maar tot kort voor 1940 hadden we hier nog een loodscommissaris. Beslist geen zware baan." Van „Graaf Floris V" gaan we op zoek naar de laatste garnalenvisser, die hier woont, een De Nooijer; maar de visser is het Gat uitgevaren. „Da's nu toch jammer! Gisteren, met die storm, is ie thuisgebleven. Was toen maar gekomen." Aldus mevrouw De Nooijer, die ons te woord staat. „Enfin, kom binnen, ik weef er zelf ook wel wat van, 'k ben negenentwintig jaar met 'm getrouwd." In de huiskamer zit een dochter van de De Nooijers te handwerken. „Die mannen kwamen voor vader", legt de moeder uit, „ze willen waf horen over de garnalenvisserij." Onderwijl heeft de vrouw een fotoalbum uit de kast gelangd. Eerst krijgen we het scheepje te zien, de haven in, de haven uit, bij zonsondergang en 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 19