Mededelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen schouw, dan is voor Putten kenmerkend, dat daaraan elk element van statenvergadering zo karakteristiek voor Walcheren en Schouwen moest ontbreken. Ambachtsheren, die zich hadden kunnen laten gelden, waren er in de voor de opkomst van de hoofdingelan denvergadering beslissende jaren (zestiende eeuw) niet, het element der geestelijkheid verdween door de on dergang van het kapittel van Geervliet (1585). Een in vloedrijke, door vele geërfden bevolkte stad was op het eiland niet aanwezig, zoals Middelburg op Wal cheren en Zierikzee op Schouwen, noch in de na bijheid, zoals Dordrecht bij de Zwijndrechtse Waard. In de hoofdingelandenvergadering van Putten, waarvan het dijkcollege deel uitmaakt, sprak slechts de brede geërfde, gemeten naar de maat van zijn breedheid zonder enig standsverschil." De schrijver besluit de paragraaf over de vergelijking met toestanden elders met de opmerking, dat ondanks algemene trekken Hollandse of Zeeuwse het dijk- en waterschapsbestuur van Putten vóór de regle mentaire normalisatie in de tweede helft van de 19e eeuw duidelijk een eigen gezicht vertoont. Bedijkingstechniek Een werk als dit krijgt ook met de techniek van be dijken te maken. Het is dan ook geen wonder dat gebruik gemaakt wordt van het werk van de 16e eeuwse dijkgraaf-waterbouwkundige Andries Vierling. Zonder diens Tractaet van Dijckagie zouden wij heel wat minder weten over de technieken en de gebruiken bij inpolderingen en andere waterstaatkundige werken. Het glossarium achter in deze dissertatie geeft een goede indruk van de woorden en begrippen die met polders en waterschappen hebben te maken. Een werk als dit laat ons weer eens duidelijk zien hoe belangrijk de randgebieden voor de historicus en rechtshistoricus zijn: de bodemkunde, de historische geografie, enige kennis van de waterbouw en vooral het inzicht in de genese van het gebied waarover men schrijft. We mogen de heer Van der Gouw bijzonder dankbaar zijn voor zijn grondige studie, die ook voor de Zeeuwse waterschapsgeschiedenis van veel belang is. In de vacature van redacteur voor de mede delingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, welke was ontstaan door het vertrek van mevr. mr. C. J. Kannegieter, is thans voorzien door de benoeming van mr. A. J. Peeck, plv.-secretaris van het Genootschap. Lezingen-programma Zoals reeds eerder werd medegedeeld komt de lezing van de heer A. M. Geluk op 12 april a.s. te vervallen. Deze lezing zal thans in het najaar plaats vinden. Het lezingenprogramma 1966-1967 is afgesloten met de lezing welke prof. M. A. Beek uit Am sterdam op 15 maart j.l. voor het Genootschap heeft gehouden. Voor een talrijk en zeer aan dachtig gehoor sprak prof. Beek over het on derwerp „Met Josephus in Masada". Werkgroep Landschapsvorming „Levend Zeeland". Verslag van de werkzaamheden in het jaar 1966 Op 27 januari 1966 besloten twaalf leden van het Genootschap, bijeen in het raadhuis van 's-Heerenhoek voor een vergadering van de sectie Landschapsarchitectuur, tot oprichting van een werkgroep, als bedoeld in artikel 35 van de Wet van het Genootschap. De bedoeling van de oprichters was de sectie Landschaps architectuur, gevormd ter gelegenheid van het in september 1964 door het Genootschap geor ganiseerde Congres Bevolkingsonderzoek in het Deltagebied, welke sectie nadien nog verschei dene malen bijeenkwam en zeer levensvatbaar bleek, om te zetten in een werkgroep en aldus een duidelijke plaats te geven in het kader van het Genootschap. De oprichters gaven aan de werkgroep de naam „Werkgroep voor landschapsvorming Levend Zeeland". Zij overwogen daarbij, dat het begrip landschapsvorming niet slechts de opbouw van het buitengebied omvat, doch in zijn ruimste zin mede betrekking heeft op de stedelijke ont wikkeling als markant element in het land schap. De ondertitel Levend Zeeland wil aange ven, dat de werkzaamheden van de groep op de toekomstige ontwikkeling, zowel als op de groei uit het verleden zullen zijn gericht. De oprichters stelden een reglement voor de groep op, hetwelk op 24 maart 1966 de goed keuring verwierf van het bestuur van het Ge nootschap. Zij verkozen een bestuur, dat als volgt was samengesteld: Ir. J. van der Linden, voorzitter 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 24