Op indirecte wijze draagt de landschapszorg bij tot
een verbetering van het industrieel vestigingsklimaat,
namelijk door middel van de verbetering van het
woonklimaat.
De landschapszorg levert ongetwijfeld belangrijke so
ciale voordelen op, doch deze zijn moeilijk meetbaar.
Bij de mens is de gevoelswaardering voor natuur en
landschap ten dele onbewust. Uit het gedragspatroon
van de mens zou men kunnen afleiden, dat er vooral
sprake is van een grote behoefte aan contact met de
natuur, aan het buiten zijn. De waardering voor land
schappelijke hoogtepunten, met andere woorden, het
gevoel voor landschapsarchitectuur is waarschijnlijk
minder algemeen en minder intens. Hoe zou het anders
te verklaren zijn, dat verschillende prachtige kreken-
en schorrengebieden in Zeeland slechts spaarzaam
bezocht worden? De rust, die in vele natuurgebieden
heerst, hoe weldadig ook voor de eenzame fijnproever,
vormt tevens een aanduiding van de beperkte recrea
tieve functie. Zuiver recreatief gezien, heeft zelfs het
mooiste landschap geen functie, wanneer het niet door
het publiek wordt bezocht.
Waarschijnlijk zal de waardering voor de landschaps
architectuur toenemen bij het voortschrijden van de
verstedelijking en de arbeidstijdverkorting. Misschien
zou de mens ook wat geholpen moeten worden bij de
ontwikkeling van zijn esthetisch gevoel voor het land
schap. Ook de waardering voor muziek, literatuur en
schilderkunst wordt .aangeleerd".
Bij de accommodatie voor de actieve dagrecreatie is
het directe economische rendement veelal evenzeer
negatief. De jaarlijkse exploitatierekeningen van de
nieuwe zwembaden, jachthavens en sporthallen in
Zeeland bieden geen of onvoldoende ruimte voor de
aflossing en rentebetaling op het geïnvesteerde kapitaal.
Het sociale rendement is hier evenmin nauwkeurig
meetbaar. Enige indicatie kan echter worden verkregen
door bestudering van de benuttingsgraad (bijvoorbeeld
aantal bezoekers, aantal recreatiedagen, aantal speel
uren).
Bij het vreemdelingenverkeer is er wel sprake van een
direct economisch rendement, vooral bij de detailhan
del en de horecabedrijven. Tegenover de omvangrijke
bedrijfseconomische baten van het verblijfstoerisme en
het dagtoerisme (Belgische kooptoerisme) staan echter
grote uitgaven van de overheid voor investeringen in
en onderhoud van de toeristische infrastructuur (wegen,
parkeerterreinen, toezicht etc). Vooral bij het op de
binnensteden gerichte kooptoerisme, dat meestal grote
pieken vertoont, is de tegenstelling tussen bedrijfs
economisch rendement en maatschappelijke kosten (ex
tra verkeers- en parkeervoorzieningen, wachttijden)
aanwezig. Door een en ander wordt het macro-econo
misch rendement van het vreemdelingenverkeer ge
drukt; in sommige sectoren is het zelfs negatief. Invoe
ring van een toeristenbelasting zou hierin verbetering
kunnen brengen.
Het sociale rendement op de voorzieningen ten be
hoeve van de verblijfsaccommodatie en de toeristische
infrastructuur is ongetwijfeld van grote omvang.
Het subsidiebeleid
Een belangrijk onderdeel van het recreatiebeleid van
de overheidsinstanties vormt het subsidiebeleid. Voor
de meeste recreatieve voorzieningen buiten de sector
van de verblijfsaccommodatie geldt, dat zij niet zonder
overheidssubsidie tot stand kunnen komen.
Voor de verschillende overheidsinstanties is het een
uitermate moeilijke zaak de prioriteit van de recrea
tieve uitgaven te bepalen, niet alleen ten aanzien van
andere uitgavencategorieën, maar evenzeer binnen
de recreatiesector ten aanzien van verschillende
projecten. In de praktijk kan het bijvoorbeeld voor
komen, dat een gemeente de prioriteit moet bepalen
tussen een sportveldencomplex (locale recreatie), een
zwembad (locale en regionale recreatie), een jacht
haven (regionale en bovenregionale recreatie) en een
ontsluitingsweg naar een kampeerterrein (bovenregio
nale recreatie). In het bedrijfsleven speelt het markt
en prijsmechanisme de doorslaggevende rol bij het be
palen van de i.nvesteringsprioriteiten. Bij de niet ren
dabele overheids-recreatieprojecten, waar de gebrui
kers dus niet de werkelijke kostprijs betalen, kan men
zich onvoldoende op dit markt- en prijsmechanisme
oriënteren.
In het algemeen wordt door gemeentelijke of andere
overheden niet gesubsidieerd in de stichtings- of ex
ploitatiekosten van particuliere recreatieprojecten.
Slechts incidenteel geschiedt dit, doordat bijvoorbeeld
de overheid vooraf of achteraf bepaalde ontslui-
tingsvoorzieningen (wegen, riolering, zuiveringsinstalla
tie, parkeerterreinen) voor haar rekening neemt. Par
ticuliere projecten hebben in Zeeland vrijwel uitslui
tend betrekking op de verblijfsrecreatie.
Gemeentelijke en provinciale projecten ter verbetering
van de toeristische infrastructuur (jachthavens, toeris
tische zwembaden, rioleringsstelsels etc.) worden op
beperkte schaal door het Ministerie van Economische
Zaken gesubsidieerd. Aangezien de subsidie maximaal
85% van de onrendabele investeringstop bedraagt,
blijft een gedeelte ten laste van de initiatiefnemer. Het
Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk (vroeger O. K. en W.) kan subsidies verlenen
op recreatieprojecten ten algemenen nutte (duinover
gangen, wandelpaden, toeristische wegen etc.). Deze
subsidie bedraagt in de meeste gevallen maximaal
50% van de totale stichtingskosten, zodat hier een
belangrijk aandeel voor de initiatiefnemer overblijft.
De Provinciale Recreatie Commissie adviseert ten aan
zien van de projecten, die aan de Ministeries ter sub
sidiëring worden voorgedragen.
Een globale verdeling naar bestemming van de door
beide ministeries sedert 1960 aan Zeeland verleende
of toegezegde subsidies levert het volgende beeld op.
Jachthavens 2.500.000,
Duinovergangen, wegen, paden, par
keerterreinen etc,,2.000.000,—
Toeristische zwembaden 550.000,—
Rioleringssystemen 400.000,
Diversen 350.000,—
Totaal afgerond 6.000.000,—
Behalve voor de toeristische infrastructuur zijn er ook
departementale fondsen voor de sociaal-culturele infra
structuur, waaruit o.a. zwembaden, sporthallen, sport
velden (locale en regionale functie) worden gesubsi
dieerd. Voorts kunnen de vaak belangrijke af
zonderlijke bijdragen van Staatsbosbeheer, Dienst der
Domeinen, D.A.C.W. en Waterschappen worden ge
noemd.
39