Het verzamelen van groot mosselzaad aan de hoofden Muije polder geslagen, waarvan er twee totaal verloren gingen. Hierbij lieten ook 3 vissers het leven, waarvan de lichamen enige tijd later tegen de Thoolse oever dreven. Toen men later op deze zaadbank terugkwam, was het zaad grotendeels door de golven weggeslagen". Het jaar 1883 leek veel op 1965 ....„Door de groote schaarste aan mosselzaad is het in de laatste jaren een zeldzaamheid geworden, dat hier of daar een zaadbankje vergeten wordt. Worden deze al niet door de opzieners, die er steeds ijve rig naar zoeken, gevonden, dan ontsnappen zij zeker niet aan de nasporingen der visschers". Weer was het met de zaadval mis. Hier en daar was wel enig mosselzaad gevallen, doch nergens was het tot grote ontwikkelingen gekomen. .„Gelukkig werd in de Deurlo (buiten de lijn, die als grens tussen de Schelde met Zeeuwsche Stroomen en de Noordzee aangenomen wordt, n.l. een lijn getrokken van het binnenste vuur van Zou- telande op het vuur van den jong Breskenspolder) door de visschers een groote zaadbank ontdekt. De van daar verkregen hoeveelheid wordt geschat op 5000 tonnen. Het was prachtig zaad, doch licht, daar het uit diep water kwam, waardoor er bij het uitgooien op de banken nogal verlies geleden werd door het wegdrijven". De kwalificatie van een zelfde bank zou nu ongetwijfeld „niet groot" geweest zijn, ....met de lading van ruim 10 mo derne mosselkotters bekeken! Alleen het decor veranderde!.... Bijvoorbeeld eind september 1965 heeft men de mosselaars, komend van de Wielin gen, ook nog langs de boulevard van Vlissingen huiswaarts kunnen zien keren. Handel met de „Zuiderzee" kwam in 1883 eveneens tot stand. Maar het betrof hier eveneens opgekord zaad van diepere Waddenzeegedeelten en veel van dit zaad dreef bij het uitzaaien weg,. mede doordat de spoorreis van Nieuwe Diep te lang had geduurd. Had men het mosselzaad in het noorden eerst maar eens op plaatsen neer kunnen zetten, waar het voor enige dagen met elk getij enkele uren droog kwam! Het gehele gebied was daar echter nog niet anders dan publiek ter rein, terwijl de beide gebieden Waddenzee en Zeeuwse Stromen thans wat de cultuur betreft één geheel vormen. Alles bijeen werd er in 1883 door de vissers van Philippine bijna 10.000 ton mosselzaad van el ders aangevoerd. Ruim een derde deel hiervan kwam van de „Zuiderzee". De rest, half om half, kwam van de Belgische kusthavens en de hoofden en dijken tussen Cadzand en Breskens, die sinds 1880 waren verpacht. Het jaar tevoren, toen Bruinisse 400 ton mossel zaad uit Engeland had laten komen, was ook reeds mosselzaad van Den Helder naar Vlissingen, be stemd voor het Sloe, per spoorwagon aangevoerd. De aanvoer van Oostende kon eveneens per spoor geschieden. Mosselzaadroof op hoofden en dijken was in de jaren zeventig niet uitgebleven en met Walcheren voorop waren reeds verschillende polderbesturen er toe overgegaan, om kustverdedigingswerken, die tevens als zaadvangers fungeerden, tot het af halen van mosselzaad te verpachten. In 1879 werd dit zelfs „middels een circulaire van de Commissa ris des Konings" de polderbesturen aanbevolen! Het zaad van de hoofden gold toen als het beste. Bruinisser vissers maakten in 1882 bij Domburg en Westkapelle 5000 ton mosselzaad buit tegen een pacht van 2.250,Men kwam er redelijk mee uit. Tegen de aanvoer van 10.000 ton mosselzaad in 1883 te Philippine, stond een afvoer van 30.000 ton volwassen mosselen a 3,50 per hectoliter, over eenkomend met 5,per ton, voor de eerste kwa liteit en 2,60 per hectoliter voor de tweede kwa liteit. Het vervoer naar Mechelen begon reeds in juni, dat naar Parijs eind augustus, respectievelijk per zeilschip en trein. Bracht het jaar 1884 een rijke oesterbroedval in de Oosterschelde, mosselzaad was er echter vrijwel weer niet. Een 40-tal vissers haalde slechts een 500 ton van de Kabeljauwsplaat. De Belgische kust, de hoofden van Cadzand en Westkapelle brachten samen ongeveer 4200 ton op. Zo kwam het, dat Philippine en Tholen toen resp. 7000 en 5000 ton zaad van de Wadden- en Zuiderzee moesten laten komen, maar ook die van Bergen op Zoom, Clinge en Bruinisse sloegen daar hun kweekvoorraden in, terwijl de laatste plaats tevens uit Engeland mos selzaad betrok. Totaal zo'n 20.000 ton, nog niet de helft overigens, van wat men er toen bij kon ge bruiken. In 1885 kon in tegenstelling tof 1884 op de Oosterschelde en Grevelingen vóór de najaars stormen 32.000 ton van de zaadbanken worden op gevist en op de meer beschermde percelen worden gebracht, waar de kans op wegslaan geringer was. 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 9