een motordorsmachine, die liep op petroleum."
Bij het terugzien van de oude prenten is zelfs onze
gastheer opnieuw verrast door het tempo waarmee
alles veranderd is.
„Kijk, daar heb je het schooltje van Meliskerke.
Ik denk dat het de breiklas geweest is, want ik
zie enkel maar meisjes, allemaal in klederdracht;
met kanten mutsjes."
Mevrouw Melse veronderstelt dat de foto dan
waarschijnlijk van eerder datum is. „Zeg 1910",
geeft Melse toe. Nu, zevenenvijftig jaar later, is
er op heel het eiland geen kind meer in kleder
dracht te vinden.
„Hier, die is ook wel aardig: de huisslacht. Elke
landarbeider hield vroeger een varkentje. De
slacht werd altijd een beetje gevierd. Zodra het
inzouten begon kwam er een slokje aan te pas;
nog wel een tweede en een derde soms."
Er is een opname van een bruiloftspartij en weer
een andere waarop een jongen met zijn bokke-
wagen vereeuwigd is.
„Tegenwoordig zijn de pony's meer in de mode.
Maar ja, ook de volwassenen leven onder heel
andere omstandigheden. Toen ik als paardeknecht
begon kreeg ik twintig rijksdaalders
We kijken de heer Melse vragend aan.
„Per half jaar", verduidelijkt hij, „boven kost en
inwoning. Een zomerhalfjaar van vijf, een winter
halfjaar van zeven maanden; van oktober tot
mei."
Zijn vrouw vult aan: „En later, als 'andknecht, ver
diende hij tweeëndertig rijksdaalders. Dat was een
mooi loon!"
Samen met zijn zoon en een schoonzoon bezit
de heer Melse tegenwoordig een loondorsbedrijf
vier combines en velerlei ander kostbaar machine
materiaal.
We hadden ook een afspraak gemaakt met de
heer J. Crucq, landbouwer op het hof Oranjepol
der, tegen het Noord-Sloe aan.
De derde mei van dit jaar was het precies honderd
jaar geleden dat een Kodde zich op de boerderij
vestigde. De Koddes en de Crucqs, aangetrouwde
familie. Overgrootvader was met spade en krui
wagen begonnen. Gelukkig had hij nog al wat
joengens van z'n eigen, want toentertijd trok alle
volk, dat grondarbeid verzetten kon, naar de
aanlegwerken van het Kanaal door Walcheren.
Het hof Oranjepolder groeide uit tot een bedrijf
met vijf vaste arbeiders en vier man voor de
paarden.
„Dertien werkpaarden, daarenboven een stuk of
zeven jonge dieren. En nu één rijpaard, dat een
gemakkelijk leventje heeft, want ik vind maar zel
den tijd om te rijden. Het werk doen we met
tractoren, mijn broer en ik. Een bedrijf van zesen
tachtig hectare."
„Bent U blij met de nieuwe weg, die door het
Sloe gaat?" informeert De Bruin. Crucq haalt de
schouders op. „Och, we raken een beetje uit de
eenzaamheid. Afgelopen zondag reed daarginds
al de ene auto na de andere."
De weg waarlangs al die drukte kwam ligt nog
176