De oude hof Oranjepolder
wel honderd meter van het voorerf. Tot 1964 heb
ben de Crucqs het moeten stellen zonder elektri
citeit en waterleiding. Het water was nooit een
probleem: hoge brede daken, flinke regenbakken.
Maar het elektrisch licht en alles wat er bij hoort,
ja, dat is een enorme vooruitgang geweest.
Het vierde geslacht op het hof Oranjepolder heeft
meer in het bedrijf zien veranderen dan de drie
voorafgaande samen.
„Lopen er nog schapen van U op het schor?"
vraagt De Bruin.
Crucq schudt het hoofd. „Nee, daar zijn we maar
mee opgehouden. Je krijgt geen herder meer te
pakken tenzij je 's zaterdags vrijaf geeft. Her
ders met een vijfdaagse werkweek en schapen
die krépelen."
De tijd van Arjaan van Winkelen, die zich gelukkig
voelde op zijn Papieren zolder, ligt onvoorstelbaar
ver achter ons.
Op een andere wijze dan de herder Van Winkelen
vertolkte J. A. Frederiks, de bekende restaurateur
van de Abdijgebouwen te Middelburg, de geïso
leerde ligging van ons gewest. In het standaard
werk: Zeeuwsche kleederdrachten; herinnering aan
het bezoek van Hare Majesteit de Koninging en
Hare Majesteit de Koninging-Regentes aan het
eiland Walcheren 21 Augustus 1894, schreef hij:
„Door zijne geïsoleerde ligging was eene reis
daarheen aan verschillende bezwaren onderhevig,
terwijl de vrees voor de Zeeuwsche koorts, eene
eigenaardige ziekteverschijning, welke haar oor
sprong vond in de moerasachtige gesteldheid van
de bodem later door verschillende inpolderin
gen aanmerkelijk verbeterd -er het hare toe
bijdroeg, om zulk een tocht niet dan in noodza
kelijke gevallen te ondernemen. Voor velen bleef
dan ook ons gewest lang eene terra incognita.
Omgekeerd waren de Zeeuwen en wij hebben
hier vooral op het oog de Zeeuwsche landlieden
te zeer aan hun haardsteden gehecht en ge
voelden zij weinig behoefte, om zich te verplaat
sen, dan dat zij zich op reis begaven. De meesten
hadden met een bezoek aan Middelburg de
hoofdstad het toppunt hunner wenschen op dat
gebied bereikt."
In de jaren vóór 1900 ging een Middelburgse jon
gen op verjaardagen met vrienden naar de uit
spanning „de Oranjezon". Na de limonade maak
ten de jongens dwars door de duinen een wan
deling naar het strand. Veel later heeft de heer
P. de Bruyne zijn herinneringen op schrift gesteld:
„Nu ga ik terug tot vóór 1914. Toen waren de
duinen van Oranjezon vanaf het Slikkebosch ofte
wel de Eendenkooi tot Fort den Haak nog on
bekend terrein voor de stedelingen. Als men er
rondliep, zoals ik vanaf 1904 op Zondagen heb
gedaan, dan ontmoette men er niemand. Ik had
er twee kennissen: J. Jongepier de lichtwachter
van het kustlicht ten noorden van het Fort den
Haak en de lichtwachter van het licht van het
Oosterhoofd, Verblauw, die in een houten woning
aan het westelijk einde van het Waterdal woonde.
178