-Plantagies in Zeeland
Middeleeuwse „boomgaarden"
|N Middeleeuwse oorkonden met betrekking tot
Zeeland komt nu en dan het woord „boomgaard"
voor. Zo bepaalt een artikel van de keur (wet)
van Zeeland: Wie zonder toestemming van de
eigenaar een pomerium" betreedt, moet een pond
boete betalen. Dit artikel is waarschijnlijk tussen
1258 en 1328 in de keur opgenomen en berustte
vermoedelijk op ouder gewoonterecht. „Pomerium"
betekent woordelijk: appelboomgaard. In de Mid
delnederlandse versies van de keur luidt het
„boomgaer(d)t" of „bogaert" en in een Franse ver
taling „jardin". In 1495 is de boete verhoogd tot
13').
Pomerium, boomgaard, jardin: het lijkt, of het
begrip telkens een beetje ruimer genomen wordt.
In het Middelnederlandsch Woordenboek vinden
wij, dat het woord boomgaard in Middeleeuwse
teksten voorkomt zowel in de tegenwoordige be
tekenis van terrein met vruchtbomen beplant als
in de ruimere betekenis van afgesloten perceel
met bomen beplant.
De afgeslotenheid van een boomgaard maakte
deze bij uitstek geschikt om er te minnekozen. Uit
Middelnederlandse gedichten blijkt bovendien, dat
de boomgaard direct bij het klooster of kasteel
aansloot. Als Beatrijs het klooster ontvlucht, gaat
zij door een achterdeur in de boomgaard, waar
haar minnaar wacht. De borchgravinne van Vergi
bewoont in haar kasteel een kamer, die uitziet op
een boomgaard en door een achterdeurtje daar
heen toegang geeft. Zodra zij alleen is, laat zij
door dit deurtje haar hondje uit, dat prompt door
de wachtende ridder wordt opgemerkt. (Ik laat
in het midden in hoeverre de boomgaard in zulke
gedichten tevens een symbolische betekenis heeft).
Nog een paar Zeeuwse voorbeelden. In een oor
konde van 1282 wordt een boomgaard in Zandijk
bij Veere vermeld2). Willem V stond in 1351 toe,
dat alle huizen en boomgaarden aan de uitvals
wegen van Middelburg, tot ongeveer een kwartier
gaans buiten de poorten, gesloopt zouden wor
den 3).
Als er in de boomgaarden op Walcheren rond
1300 hard of zacht fruit gekweekt werd, dan is te
verwachten, dat een deel daarvan op de markt te
Middelburg aangevoerd werd. Inderdaad vinden
wij dit bevestigd in een oorkonde. In 1271 werden
in het statuut van het koopliedengilde te Middel
burg 4) allerlei lieden opgesomd, die wel koopwaar
verkochten, maar toch niet in het gilde konden
worden opgenomen, m.a.w. de groothandelaren
sloten de kleinhandelaren uit. (De Middelburgse
apartheid is al oud!) Tot de uitgesloten klein
handelaars behoorden, volgens de bewoordingen
van het statuut, zij die appels, peren of ander
fruit op de markt verkochten.
De Franciscaner monnik Bartholomeus de Engels
man, lector achtereenvolgens te Parijs en te Maag
denburg, heeft omstreeks 1230 een geografie van
Europa samengesteld. Over Zeeland schreef hij:
87