t n#i| M jf&$H-i:
d
\ljuk' t** -ItnUf'i*-
■I
kL-
-4,f> Uv» V >£H* -r""orM ■pv.'nm
- *r ynicUlf .r"n S««m* r/*
7
A
■pri \httn~
r
- 'r ':r'?- t&V -;;- a
- >«V? Vi'->77 -V - .'J\, ifco
-"i ',-^v5-.•
A r^-'j Ufe
-•>•> *'TT^
^y'A'" **%K i*.
Veere en Zandenburg (rechts onder) midden 16e eeuw
De klei der Zeeuwse eilanden is zeer vruchtbaar
voor graan, maar wat bomen betreft, is het land
bijna kaal. Want bomen kunnen er niet diep wor
telen wegens de zoutheid van de zee, en na het
planten verdorren ze gauw en gaan dood 5). Deze
mededeling van Bartholomeus klinkt wat vreemd,
als wij letten op de boomgaarden, waarvan de
oorkonden spreken, maar op de poelgronden is
de beschrijving wel toepasselijk en voor een reizi
ger, die bosrijke streken elders in Europa kende,
maakten ongetwijfeld ook de ruggen de indruk
arm aan bomen te zijn.
Op een panorama-kaart der monden van de
Schelde, vervaardigd omstreeks 15006), staan in
geheel Zeeland, tussen de steden en dorpskerken
in, opgaande bomen in korte rijen getekend; de
tekenaar heeft in de vorm der boomkronen zo
veel onderscheid gemaakt, dat men een poging tot
determinatie der soorten zou kunnen wagen. In
structief is het deze kaart te vergelijken met een
schilderij van omstreeks 1460, voorstellende de
St. Elisabeth's vloed7); in het polderland van de
middenpartij zien wij ook zulke vrij staande
kroonbomen, in tegenstelling tot het aaneenge
sloten bos op de Brabantse heuvels op de achter
grond.
Minder duidelijk, en op de reproductie moeilijk
herkenbaar is houtgewas weergegeven op een
kaart van de Zeeuwsche Stroomen in 1468 8).
Een anonyme Italiaan heeft in Juli 1529 in een
boerenwagen door Walcheren rondgereden en
schreef: Graan, vlas en bonen groeien er in grote
hoeveelheid, maar men heeft er weinig vrucht
bomen, slechts kersen en appelen en die worden
laat rijp en zijn smakeloos').
Het kasteel Zandenburg bij Veere (fig. 2) was
omstreeks 1570 in verval geraakt; „vele boomen
zoo in het Park als rondom het Huis waren afge
houwen". Toen prins Willem van Oranje in 1581
de resten van dit kasteel in eigendom verkreeg,
behoorde daarbij o.a. ,,'t Landt dat den Boom-
gaert plach te wesen". Ook het huis Laterdal te
Veere had in 1547 een boomgaard ,0).
Beplanting langs de wegen sedert Karei V
N de lage weiden (poelgronden volgens de bo-
demkundige terminologie) in Zeeland is of was
veen aanwezig, door een kleilaag van circa 1 m
dik bedekt. Dit veen is, vooral gedurende de
Middeleeuwen, op vele plaatsen uitgegraven om,
na gedroogd te zijn, als brandstof (turf) te dienen,
hetzij voor verwarming van woningen, hetzij bij
de zoutbereiding. De veengraverij heette hier moer-
werk leggen of darink delven en werd reeds in de
oudst bekende keur van Zeeland (1256) geregeld.
Buitendijks was moerwerk verboden binnen 30
roeden (108 m) van de dijk; binnendijks was het
op bepaalde voorwaarden toegestaan. Door het
uitgraven van het veen kwam de zode lager te
88