IS Zeeuws Tijdschrift
NUMMER 3/4 17e JAARGANG 1967
^lERIKZEE, vrijdag 28 april 1967. Het Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen organiseert een congres over „De Ooster-
schelde in de Delta". In de Concertzaal zijn vierhonderd
belangstellende toehoorders. Het is de bedoeling een weten
schappelijke benadering te geven van de vraagstukken die ten
gevolge van de uitvoering van het Deltaplan rond de Ooster-
schelde ontstaan.
De inrichting van het congres heeft veel inspanning en takt ge
kost. De voorzitter van het genootschap, mr. J. Moolenburgh,
heeft ten slotte de juiste atmosfeer weten te scheppen. De lezer
mag weten dat dit nodig was. Verschillende sprekers waren nog
bezig rapporten voor te bereiden en konden bezwaarlijk over
de hoofden van hun directeur-generaal of minister heen tot pu-
blikatie overgaan. Toen het congres dan bijna een jaar werd uit
gesteld waren de opdrachtgevers van de rapporteurs zo tege
moetkomend het Zeeuwsch Gennootschap enkele primeurs te
schenken.
Aan de andere zijde was er de beduchtheid dat de bijeenkomst
in een irrationele demonstratie tegen de legitieme plannen tot
afsluiting van de Oosterschelde zou ontaarden. Tegenbewijs zou
natuurlijk welkom zijn, maar er waren duidelijke tekenen dat er
een guerilla zou worden gevoerd. Een landelijk dagblad publi
ceerde veertien dagen te voren een soort oproep die uitstekend
zou passen in een „rood boekje" tegen de Rijkswaterstaat. Haar
cijfers zouden getrukeerd zijn. De aannemers zouden een pressie
groep vormen. Een werkgroep liet eenentwintig vragen op schrift
stellen, waarvan de laatste culmineerde in de suggestie dat
„men" toeristisch gesproken een voorkeur zou hebben voor „de
abnormalen voor welks aantal men zelfs te Haamstede
overweegt de Noordstraat te ontluisteren door de kastanjebomen
te vellen" en voor de opvatting „de Oosterschelde met gesterili
seerde faecaliën te bevuilen?"
Voor deze meningen wordt men in ons land niet geïnterneerd
op een eiland. Maar van tweeën een: of de oppositie richt naar
73