St. Maartensdijk en het kasteel in de 17e eeuw De weg van 's-Gravenpolder naar Goes is aan weerszijden beplant. Dit is eveneens het geval met de wegen rond Kapelle. Ten noorden van Kapelle valt ook het groot aantal boomgaarden op. De bomen langs de wegen houden zeker verband met de zorg van de ambachtsheren voor hun houtop stand. De ambachtsheer bezat in vele gevallen het plantrecht en goede verzorging bezorgde hem hogere inkomsten. N de tweede helft van de 17e eeuw nemen de buitenplaatsen met plantagies aanmerkelijk toe op Walcheren. We kunnen hierin zeker een modeverschijnsel zien. De rijke kooplieden uit Middelburg en Vlissingen gaan des zomers buiten wonen en de een wilde niet voor de andere onder doen. Smytegelt, de bekende Middelburgse pre dikant, zal hen daarover ernstig de les lezen: hij gispt hun ijdelheid en pronkzucht. Een ding is zeker in het voordeel der kooplieden te zeggen. Hun zorg voor de tuinen, we kunnen beter over parken spreken, met hun talrijke bomen geplant in stervormige en andere figuren, is zeker niet voor direct gewin gedaan. Wanneer het hun om zeker geriefhout te doen is geweest, staat dit in geen enkele verhouding tot enig rendement. Ple zier van deze plantagies hebben pas goed hun kleinkinderen gehad. Omstreeks 1750 zien wij dan hoe in de hoek Serooskerke-Domburg-Vrouwen- polder langs de Manteling een aaneenschakeling Figuur 7 van lusthoven tot stand is gekomen, die zich uit strekt tot in de heerlijkheid Serooskerke. Een ver gelijking van een deel van de Hattinga-kaart (fig. 5) met de kaart van Christoffel Bernards (fig. 6) ruim een eeuw vroeger laat duidelijk het verschil zien. Op Tholen hebben we een voorbeeld van een opzet voor nieuwe inplant uit de tweede helft van de 17e eeuw. Een kaart van St. Maartensdijk met het kasteel (fig. 7) vermeldt in het rechterle- gendum dat in de nieuw geconcipiëerde warande 175 linden geplant kunnen worden, terwijl langs de dreef 115 linden een plaats kunnen vinden. De dreef van het kasteel naar de stad was be plant met opgaande bomen. Deze nuchtere op somming is geheel anders van aard dan de bloem rijke beschrijving van de hoven die ds. Gargon in zijn Walcherse Arkadia in 1715 en 1717 heeft gegeven. Het lustig en wellustig wordt zo dikwijls gebruikt dat men bijna van een erotiek van het landschap kan spreken. Wanneer het gezelschap bij het huis van de heer van Oostkapelle het hof betreedt „in den Hof, daar zich de wellust zelve zoud hebben konnen voldoen, ziende de net-geschorene heggen, konstige naaldspitsen, zinlijke lust-prieelen, schoone wandelpaden, vol- geladene naan-boomtjes en ander hof-cieraa- den". Het hof van Der Boede is door hoge bomen in twee delen gesplitst. Door drie of vier schone doorgangen in de vorm van groene bogen kwam 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 22