ET Deltagebied heeft grote potenties. De Tweede Nota Ruimtelijke
Ordening zegt daarvan1): „De landbouw is er welvarend; bodem en
klimaat zijn ook geschikt voor intensieve cultures. Voor de uitbreiding van
het Nederlandse zeehavenareaal bestaan belangrijke mogelijkheden in het
Scheldebekken. De zeer gevarieerde structuur maakt het mogelijk aan
trekkelijke woongebieden te scheppen met een gedifferentieerd milieu.
Grote kansen liggen er voor de recreatie: Het gebied is aantrekkelijk voor
watersport en oeverrecreatie en interessant door zijn landschaps- en stede-
schoon. In de Nederlandse waterhuishouding kan het Deltagebied een
grote rol spelen. Daarnaast zullen nog belangrijke natuurgebieden in stand
gehouden kunnen worden om de grote biologische rijkdom te bewaren."
Misschien zijn wel de belangrijkste potenties van dit Deltagebied: zijn
ruimte en zijn centrale ligging.
Dit zijn natuurlijk geen nieuwe gegevens. Ze komen wel in een nieuw en
heel scherp licht te staan door de huidige fase van ontwikkeling van ons
land. Enkele aspecten daarvan:
le. De uitvoering van het Deltaplan, die juist in deze jaren de geografische
en de waterstaatkundige infrastuctuur van dit gebied drastisch wijzigt
en met name de openlegging door betere verbindingen mogelijk maakt.
2e. De schaalvergroting, zowel in economische als in ruimtelijke zin, die
maakt dat vele ontwikkelingen ook op grotere afstand van hun cen
trum een voortzetting of tegenspel kunnen en soms moeten vinden.
De schaalvergroting, die zich uitstrekt over bestuurlijke en zelfs na
tionale grenzen.
3e. Het feit, dat juist in dit tijdvak bepaalde ontwikkelingsmogelijkheden
in aangrenzende gebieden uitgeput dreigen te raken. De ruimte voor
nieuwe stedelijke bebouwing in de zuidvleugel van de Randstad Hol
land. De ruimte voor nieuwe havenindustrieën in het waterweggebied.
Kortom het Deltagebied kan juist in deze tijd een belangrijk deel van de
groeiprocessen die elders dreigen te gaan stagneren overnemen en daarmee
een belangrijke bijdrage aan de nationale groei geven.
LS ik nu meer specifiek op de ruimtelijke structuur inga, dan moet ik
constateren, dat deze groeiprocessen zich in de eerste plaats op de
randen van de Delta richten.
Aan de noordkant op de Zuidhollandse eilanden het opvangen van de
directe uitstraling van de Randstad.
Aan de oostkant de stedenrug van Noord-Brabant met zijn eigen in
dustriële ontwikkeling.
Aan de zuidkant de ontwikkeling van het Scheldebekken.
Het Scheldebekken dat door zijn hele infrastructuur voorbestemd lijkt uit te
groeien tot een stedelijk industrieel havengebied van groot formaat; tot
een derde hoofdas van zeehavenontwikkeling voor ons land. De Wester-
schelde, die toegankelijk is voor schepen tot een 50.000 ton; die tevens
beschikt over goede achterwaartse vaarverbindingen; en straks over heel
goede landverbindingen met de rest van ons land.
Het Scheldebekken, dat een centrale plaats inneemt, tussen de grote be
volkingsconcentraties van West-Europa. Daarmee enerzijds een groot ar
beidspotentieel en anderzijds een potentieel afzetgebied voor de zich hier
te vestigen industrie heeft.
De ontwikkeling van de laatste jaren in het Sloe en in Terneuzen spreekt
een duidelijke taal. Velen van u zullen zich ook het havencongres, dat een
half jaar geleden in Middelburg werd gehouden, herinneren. En ook het
begrip „de gouden Delta", dat vorig jaar opdook, wordt voornamelijk ge
dragen door de gedachte aan een grootscheepse zeehavenontwikkeling.
Maar nu terug op de hoofdlijnen van de ruimtelijke structuur. Zoals ik al
stelde, vinden de belangrijkste ontwikkelingen op de randen van de Delta
plaats. En wat gebeurt er dan met de tussenruimte waar tenslotte de Ooster-
schelde, het onderwerp van vandaag, in ligt?
|-| IER wil ik ingaan op enkele beginselen die naar voren zijn gebracht in de
Nota Ruimtelijke Ordening, namelijk die van differentiatie en bundeling.
Differentiatie: de wens tot instanthouding van een zo groot mogelijke
verscheidenheid, van een zo rijk mogelijke variatie aan mogelijkheden:
blz. 61.
99