De waterhuishouding in het deltagebied inlaatsluis in de Volkerakdam en kan water worden geloosd via spuisluizen in de dammen in het Brou- wershavensche Gat en de Oosterschelde en mo gelijk ook bij Bath. Met het oog op een doelmatige verziltingsbestrij- ding op de Nieuwe Maas wordt de waterinlaat bij de Volkerakdam stopgezet bij Rijnafvoeren van 1360 a 1495 m3/sec (bij open Oude Maas; ge middelde onderschrijdingsduur 85 dagen per jaar). Gedurende de periode, dat geen water kan wor den ingelaten bij de Volkerakdam, moeten de del tabekkens op hun voorraad water teren. De lozing van de deltabekkens wordt dan gestaakt, maar de verziltingsbestrijding op de kanalen door Walche ren en Zuid-Beveland wordt voortgezet. Bij aan name van een wel als maximum te beschouwen zomerpeil van N.A.P. 0,50 m kan het peil in de nazomer van zeer droge jaren zoals bijvoor beeld 1947 en 1949 dalen tot N.A.P. 1,00 m, bij inschakeling van alle zuidelijke deltabekkens bij de voorraadvorming. Als een normaal winter- peil kan gelden N.A.P. of iets lager. De mogelijk heid van het aflaten van water op het Zeeuwse Meer vanuit het Haringvlietbekken, ter verlaging van meestal in het winterseizoen optredende hoge waterstanden op de noordelijke deltawateren, ware niet bij voorbaat uit te sluiten; in dat geval is een waterstandsverhoging van 0,50 m voor het grootste deel van het Zeeuwse Meer als een zeer zeldzame gebeurtenis van betrekkelijk korte duur te beschouwen. Neemt men overeenkomstig de van Neder landse zijde geuite wensen in de Internationale Commissie voor Bescherming van de Rijn tegen Verontreiniging aan dat de zoutafvoer van de Rijn en het zoutgehalte van het Rijnwater niet stijgen boven 225 kg Cl'/sec, respectievelijk 250 mg Cl'/l, dan komt in een gemiddeld jaar en bij een lozingscapaciteit van de deltabekkens van 200 m3/ sec het gemiddelde zoutgehalte in de zuidelijke deltabekkens niet boven 300 mg Cl'/l (in het zo merhalfjaar niet boven 250 mg Cl'/l), terwijl dit in exceptionele gevallen 's winters na zeer droge jaren kan oplopen tot 400 a 500 mg Cl'/l; de zoutgehalten kunnen daarbij van plaats tot plaats vrij belangrijk verschillen. Dit was dus het beeld zoals dat zich tegen het einde van de vijftiger jaren begon af te tekenen. 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 35