de zuidelijke deltawateren.
mogelijk, beneden 300 mg Cl71 te houden. Niet overal en
altijd zal aan deze wens kunnen worden voldaan.
De uitslag van water door de polders is gelijkgesteld aan het
neerslagoverschot, plus kwel, minus de hoeveelheid water
nodig voor de aanvulling van de bodemvochtvoorraad. Voor
de bepaling van de afstroming van de hogere gronden is zo
goed mogelijk aangesloten bij de waargenomen afvoeren van
tamelijk goed ontwaterde delen van het stroomgebied van de
Mark.
Voor de bepaling van het zoutbezwaar van de polders is ge
bruik gemaakt van de waargenomen zoutuitslagen van de
goed bemeten proefpolders in het deltagebied. Voor het ove
rige is de met behulp van de gemeten geo-hydrologische
grootheden berekende jaarlijkse zoutbelasting verdeeld over
de verschillende maanden aan de hand van de waargenomen
verdeling in polders, die in vergelijkbare omstandigheden ver
keren. Aangenomen is dat de waterverversing van slechts ge
ringe invloed is op de verdeling van de zoutbelasting over
het jaar. Met de (overigens wel te verwachten) afname van
het zoutbezwaar in de loop der jaren is voorshands niet ge
rekend.
E behoefte aan water uit de zuidelijke deltabekkens voor
de watervoorziening van de bevolking en de industrie in
Zuidwest-Nederland vormt een tamelijk onzekere factor.
Recente prognoses van de waterbehoefte zijn in enkele jaren
tijds achterhaald, vooral als gevolg van de zeer sterke toe
name van de industriële waterbehoefte. Het betreft hier voor
namelijk proceswater, waaraan kwalitatief zeer hoge eisen
wordt gesteld. Koelwater vormt niet zozeer een probleem;
de industriële koeltechnieken zijn momenteel zodanig ont
wikkeld dat voor koeldoeleinden niet noodzakelijkerwijs grote
hoeveelheden water van redelijk tot goede kwaliteit behoeven
te worden gebruikt. Overigens behoeft gebruik van water voor
koeldoeleinden nog niet te leiden tot waterverbruik. Verder
moet worden gerekend met een sterke toeneming van de water
behoefte voor de watervoorziening van de bevolking, die naar
verwachting aanzienlijk zal toenemen in Zuidwest-Nederland.
In het algemeen gesproken gaat het bij het vorenstaande om
tamelijk grote hoeveelheden water van goede tot zeer goede
kwaliteit.
De leveringsmogelijkheden van de zuidelijke deltabekkens voor
bovengenoemde doeleinden zijn evenwel vooral in kwalitatief
opzicht beperkt. Levering van drinkwater zal alleen mogelijk
zijn met tussenschakeling van spaarbekkens. Uit een oogpunt
van waterkwaliteit komen voor de aanleg van spaarbekkens
ten zuiden van de Volkerakdam eigenlijk alleen tamelijk dicht
bij de waterinlaat bij de Volkerakdam gelegen plaatsen in aan
merking. Een ook in andere opzichten aanvaardbare plaats
voor een dergelijk spaarbekken in het oostelijk deel van het
Grevelingenbekken is voorshands voor dit doel gereserveerd.
Met een spaarbekken ter grootte van circa 1000 ha lijkt een
jaarlijkse produktie van 100 a 150 X 106 m3 drinkwater met
een zoutgehalte tot 200 mg C17I (uitschieters tot 250 mg CI7I
in extreem droge jaren) mogelijk.
Daarnaast zal de produktie van de bestaande duinwater- en
andere grondwaterwinningen kunnen worden opgevoerd door
middel van infiltratie van water uit de deltabekkens. Om
kwalitatieve en technische redenen zijn hieraan evenwel ta
melijk nauwe grenzen gesteld.
Voor het overige zal het benodigde water voor de watervoor
ziening van de bevolking en de industrie van elders moeten
worden aangevoerd of op industriële wijze ter plaatse moeten
worden geproduceerd. Het binnenkort te realiseren project
voor industriële zoetwaterproduktie van de P.Z.E.M. in Ter-
neuzen toont aan dat dit laatste reeds nu perspectieven biedt.
Wat betreft de directe onttrekkingen aan de deltabekkens door
de industrie en voor eventuele openbare industriële zoetwater
produktie is voor de verre toekomst gerekend op een onttrek
king van ten hoogste 30 m3/sec, bijvoorbeeld verdeeld over
10 m3/sec uit het Veerse Meer en 20 m3/sec uit het Zeeuwse
Meer.
js^ADAT de vorengenoemde factoren de revue zijn gepas
seerd dient thans nader te worden ingegaan op het peil-
regiem en de waterbergingsfunctie van de zuidelijke delta
bekkens.
De oorspronkelijke opzet was, zoals vermeld, dat men door
het toelaten van een zekere peilvariatie op de zuidelijke
deltabekkens de beschikking zou krijgen over een zekere hoe
veelheid water, waarmede besparend zou kunnen worden ge
werkt wat betreft de aan de noordelijke deltawateren te ont-
116