kei ij k snelle afneming van de Cl'-gehalten in de diepere
lagen. Het bleek dat onder invloed van het lucht-inpersen
per tijdseenheid in totaal ruim 30 kg CV per m3 vrije lucht
uit het diepere gedeelte werd verwijderd; past men geen
correcties toe met het oog op de storende invloed van het
schutbedrijf van de Zandkreeksluis dan is dit getal nog hoger.
Een tijdens de tweedaagse proef opstekende bries vergrootte
dit resultaat tot ruim 45 kg CV per m3 vrije lucht. De kosten
van de proef waren zeer bescheiden, zodat een periodieke
toepassing van deze methode op een aantal plaatsen geen
problemen behoeft op te leveren. Wellicht kan deze methode
speciaal van nut zijn voor de waterkwaliteitsbeheersing in
enkele diepe putten direct achter de afsluitdammen, waar
enige aanvoer van zout kwelwater valt te verwachten.
Het is duidelijk dat ook meer algemeen de kwaliteit van het
water van de zuidelijke deltabekkens niet geheel kan worden
afgemeten aan een gemiddeld zoutgehalte. Andere veront
reinigingen spelen eveneens een rol.
Wat betreft deze andere verontreinigingen dient men te be
denken dat de kwaliteit van het Rijnwater van grote invloed
is op de kwaliteit van het water van de zuidelijke delta
bekkens. Algemeen bekend is dat de kwaliteit van het Rijn
water te wensen overlaat. Het is van groot belang dat het
overleg in de Internationale Commissie voor Bescherming van
de Rijn tegen Verontreiniging metterdaad tot verbetering van
de huidige toestand zal leiden; wellicht is het daarvoor nodig
dat dit belang een grotere rol gaat spelen bij onze betrek
kingen met de andere Rijn-oeverstaten.
De bezwaren, welke aan de huidige kwaliteit van het Rijn
water zijn verbonden uit een oogpunt van watervoorziening
van bevolking en industrie, van land- en tuinbouw, alsmede uit
een oogpunt van de visserij, de recreatie en de natuurbe
scherming, worden bekend verondersteld. Dit is niet zo zeer
een probleem specifiek voor de zuidelijke deltabekkens, maar
een algemeen Nederlands, ja zelfs internationaal probleem.
Het is een probleem waarvoor wij ons inspanningen zullen
moeten getroosten om een oplossing te vinden. Voor één
aspect van de kwaliteit van het Rijnwater zij tenslotte nog
speciaal de aandacht gevraagd.
Een niet te verwaarlozen deel van de Rijnafvoer bestaat thans
reeds uit water dat een zuiveringsinstallatie is gepasseerd. Als
eindprodukten van het zuiveringsproces komen opgeloste mi
neralen stoffen vrij, ondermeer stikstofverbindingen en fos
faten, die door plantaardige organismen worden gebruikt voor
de opbouw van koolhydraten, vetten en eiwitten. Indien in
een bekken met min of meer stilstand water een voor-
gereinigd effluent of rivierwater, dat veel opgeloste stikstof
verbindingen en fosfaten bevat, terechtkomt, kan de plankton-
groei enorm worden gestimuleerd, waarbij zogenaamde water-
bloei kan optreden. Op waterbloei volgt vroeg of laat mas
saal afsterven, wat kan leiden tot zuurstoftekorten en bij
voorbeeld vissterfte, met name in de diepere waterlagen.
Hieraan zou door het eerder beschreven inpersen van lucht
tegemoet kunnen worden gekomen. Hoewel op het IJsselmeer
en het Brielse Meer, welke wateren ook grotendeels met Rijn
water worden gevoed, zich wat dit betreft tot dusverre geen
verontrustende verschijnselen hebben voorgedaan, verdient de
toenemende vruchtbaarheid van het Rijnwater bijzondere aan
dacht.
Lokale belasting van de zuidelijke deltabekkens met afval
water kan grotendeels worden vermeden. Het moet in principe
mogelijk worden geacht het industriële afvalwater in hoofd
zaak buiten de zoetwaterbekkens te lozen, evenals het afval
water van grote bevolkingsconcentraties. In dit verband kan
ondermeer worden genoemd het door de Commissie Afvalwater
vraagstuk Westelijk Noord-Brabant in haar rapport van 1964
aanbevolen project voor afvoer van afvalwater uit westelijk
Noord-Brabant per pijpleiding naar de Westerschelde. Voor
het overige kan het plaatselijke afvalwater grotendeels wor
den gezuiverd. De resterende belasting moet en kan in prin
cipe zeer beperkt blijven.
De waterverontreiniging, welke samenhangt met het massale
binnenscheepvaartverkeer over het Zeeuwse Meer, kwam reeds
eerder ter sprake. In dit verband verdient een zodanige in
richting van het Zeeuwse Meer de voorkeur dat de door de
scheepvaart benutte wateren zoveel mogelijk gescheiden zijn
van het overige deel van het Zeeuwse Meer, respectievelijk
een geconcentreerde zoetwaterstroom het doordringen van
verontreinigingen naar de overige delen zoveel mogelijk kan
beletten.
Een probleem vormt het voorkomen van verontreiniging door
sterke piekbelastingen door recreatiezoekenden. Hieraan wordt
momenteel de nodige aandacht besteed, doch financieel ver
antwoorde, doeltreffende oplossingen zijn niet eenvoudig aan
te geven. Voor het zwemmen en dergelijke in de zuidelijke
deltabekkens is de bacteriologische betrouwbaarheid van het
water van groot belang. Ook dit aspect heeft thans de aan
dacht.
Hoewel de omvang van de bedreiging van de waterveront
reiniging geenszins mag worden onderschat, dient men ander
zijds niet te vergeten dat de zuidelijke deltabekkens tevens
een groot zelfreinigend vermogen hebben, waarbij de niet te
verwaarlozen verblijfstijd van het water in de bekkens een
belangrijke rol speelt. Ook dit aspect wordt thans nader on
derzocht.
E bedoeling van deze beschouwingen is be
paald niet om op deze plaats te komen tot
de aanbeveling van een eenduidig bepaalde
oplossing voor de inrichting van de zuidelijke del
tabekkens. De bedoeling is slechts een aantal
aspecten van de waterhuishouding van het zuid
westen van ons land, dat zich in een proces van
snelle ontwikkeling bevindt, nader te belichten.
Hoewel de belangen van een goede waterhuis
houding zekere grenzen stellen aan bepaalde ont
wikkelingen blijkt dat anderzijds ruime ontwikke
lingsmogelijkheden voor de andere facetten aan
wezig zijn. Weloverwogen integrale planning, ge
baseerd op nauwgezet onderzoek van velerlei
aard, is nodig om tot een optimale benutting van
de door bepaalde „onmogelijkheden" begrensde,
grote „mogelijkheden" in de delta te komen.
122